Te helder!

47 3 0
                                    

Het eerste wat ik zie wanneer ik mijn ogen open is niets. Alleen wit en ziek groen... De ziekenafdeling? Ik zucht. Herinneringen komen terug, ik knipper met mijn ogen. Mijn ouders... Een traan stroomt over mijn wang, ik veeg hem weg. Niemand hoeft het te zien. Waarom ben ik zo koud, waarom was ik tien jaar geleden zo koud? Ik weet dat ik anders ook dood was geweest, met zwakkelingen komden ze niets. Ik was niet zwak, ben niet zwak. Juist het tegenovergestelde. Dat schattige meisje van ze begreep de wereld te vroeg. Wist al welke gevaren op de loer lagen. Maar waarom? Waarom wist ze dat... Ik. Ik ben dat meisje, waarom was ik zo vroeg al met wreedheid geconfronteerd? Ik hoor voetstappen en snel doe ik mijn ogen dicht, ik doe wel alsof ik slaap. 'Ziet u, ze slaapt nog.' Zegt de stem van meneer Delgamo. 'Als ze wakker wordt, herinnert ze zich dan iets?' Waar hebben ze het over? Ik hoor het gordijn opzij schuiven, ik voelhun blik op mij. 'Nee, onmogelijk.' Zijn stem door merg en been, ik krijg kippenvel, overal. Ik heb geen idee wie hij is, maar zijn stem herken ik overal... De baas van de mannen. De leider van de groep, hoewel ik hem nooit gezien heb, heb ik zijn stem vaak genoeg gehoort. Hij heeft een dreigende zware stem, een stem die ik nooit zal vergeten. 'Gerard, maak je geen zorgen. Ze zal zich nooit meer iets van haar jaren bij mij kunnen herinneren.' Mijn ogen springen open, ik zie de man, die ene, en snel doe ik mijn ogen weer dicht. Voor ze iets kunnen zien. Het beeld van de man verschijnt voor mijn gesloten ogen. Lang, zwart haar, glad geschoren, maatpak. Zijn ogen heb ik niet gezien, maar wel zijn lange, donkere wimpers. Ik hoor ze praten over dingen die ik niet begrijp. Ze lopen weg, lekker rustig pratend terwijl ik word aangevallen door herinneringen.

'Ben je wakker?' Vraagt Connor. Ik ben blij zijn stem te horen en open mijn ogen, ja. Ik lag met mijn ogen dicht naar het plafond te staren. 'Al een tijdje.' Mompel ik. 'O, ik mocht niet eerder naar binnen.' Ik zucht. 'Het is goed, hoor.' Ik kijk hem aan. 'Hoelang ben ik weggeweest?' Ik wou dat hier een klok hing, zucht. Dat zou veel makkelijker zijn. 'Een paar uur, de lessen zijn net afgelopen.' O, dat scheelt. 'Maar ik weigerde weg te gaan, de rest zal zo wel komen.' Ik ga wat rechtop zitten, steunend op mijn ellebogen. 'Heb je wat drinken?' Vraag ik, mijn ogen kruizen de zijne, waarom hebben wij zulke ogen? Hij knikt en zegt dat hij zo terug is. Man, mijn keel is echt droog. Hij komt terug met een blikje cherry coke. 'Lekker.' Zeg ik wanneer hij het blikje aan mij geeft. Ik neem een paar slokken. 'Wat gebeurde er?' Vraagt hij. Ik haal mijn schouders op. 'Ik geef de schuld aan stress.' Hij kijkt me vragend aan. 'Welke stress?' Ik zucht. 'En de paniek...' Connor kijkt me verward aan, begrijpt niet welke stress en welke paniek. 'De stess en de paniek van het niet weten.' Mompel ik. 'De stress en de paniek van geheimen en flashbacks, soms zijn die flasfbacks wazig en soms te helder.' Ik blaas gefrustreerd mijn adem uit. 'Ik weet niet eens zeker of ik wel zestien ben, ik weet niet eens zeker of ik mijn naam mijn naam wel is. Ik weet die twee dingen alleen omdat ze me dat zeiden voor ik hier voor de deur werd gegooid met een koffer vol onbekende kleren. Het is irritant, die onzekerheid.' Hij legt een hand op mijm schouder. 'Het komt vanzelf wel terug, Des. Doe het gewoon rustig aan, het komt wel goed.' Zegt Connor. Hoe graag ik hem ook wil geloven, ik kan het niet. Wat als het niet goed komt en ik de rest van mijn leven enkel vlagen van de eerste zestien jaren kan herinneren. En waarom mag ik het niet weten? Wat is er zo fout aan mijn leven? Eén ding weet ik nu wel zeker, meneer Delgamo heeft er iets mee te maken en ik ga er achter komen wat...

Tegen etenstijd ben ik weer op de been, ik mag gaan als ik beloof veel

te eten vanavond, dus dat beloof ik maar. Connor is de enige die de reden weet en dat blijft zo, als het aan mij ligt dan. Ik heb hem niets verteld over Delgamo, maar hoe kan ik ook? Ik heb zelf geen idee wat zijn rol precies is. Ik laat mijn adem ontsnappen en ga met mijn vrienden aan tafel zitten Lang houd ik het echter niet vol, ze blijven me maar aankijken alsof ik ieder moment weer van mijn stokie kan gaan. Snel eet ik mijn bord leeg en excuseer mezelf. Ik loop doelloos door de gangen tot ik bij het schilderij van mijn ouders kom. Ik blijf ervoor staan en bekijk ze, neem ze in me op, wil er een foto van maken en voor eeuwig bij mij dragen. Ik wrijf over mijn slapen wanneer ik een hevige koppijn voel opkomen, ik zie een meisje voor me, een meisje dat zichzelf beloofd haar ouders nooit te vergeten, ik zie haar bij de dode lichamen van haar ouders zitten. Ze zegt niets, ze doet niets. Ze denkt alleen, slaat alle herinneringen op, en nu sta ik tien jaar laten voor hun portret en ik ben hen vergeten. Ik heb mijn eigen belofte gebroken, maar nu weet ik het weer en beloof ik hetzelfde. Ik hoop dat ik het dit keer onthoud... Echt waar. Ik wil het niet nog maals vergeten.

'Ken jij ze?' Vraagt een jongensstem, ik ken die stem niet.

'Ze komen me bekend voor.' Zeg ik, ik hoor hem dichterbij koken, hij gaat naast me staan. Ik werp hem een zijdelingse blik toe, zwart haar em groene ogen. Hij is die jongen van gister! (Heb je geen idee wie die jongen is?  Dat kan kloppen, ik heb de ogen van de jongen in hoofdstuk 2 (de eerste dag) veranderd in groen. Sorry dat ik het verhaal omderbrak.)  'Vandaar dat je hier zo voor staat.' Ik knik maar, waarom moet hij iets concluderen? Ik draai met mijn ogen, ik ben gek op moeilijke woorden. 'Jij bent die nieuwe, Desteny. Aparte naam, wel leuk.' Gaat hij verder, weer knik ik. 'Ik ben Junio.' Zegt hij.

'Als we het hebben over aparte namen.' Mompel ik, hij lacht. Ik krijg een raar gevoel in mijn buik bij het horen van zijn lach.

'Tja, waarschijnlijk komt het omdat ik op één juni geboren ben.' Ik heb niet gevraagd om een verklaring, ik negeer hem. 'En Desteny, schrijf je dat als het engelse lot?' Ik rol met mijn ogen.

'Nee.' Zeg ik, sinds wanneer rol ik met mijn ogen.

'Ik had al zo'n gevoel dat je hier zou zijn, Des.' Zegt Connor, ik staar nog steeds naar het portret. 'Ik vraag me alleen af wat je hier doet...' Junio valt hem echter in de rede. 'Leuk dat je ons met je gezelschap vereerd, Novarosa.' Zegt hij sarcastisch. Ik draai me geïrriteerd om en zie dat de jongens elkaar boos aanstaren. 'Wat is er mis met die achternaam?' Vraag ik gepikeerd, natuurlijk begrijpen ze die reactie niet, maar ik blijf hen afwachtend aankijken. 'Niets, behalve dat de eigenaar zo heet.' Zegt Junio, terwijl Connor zegt:

'Junio is jaloers.' Ik draai met mijn ogen. 'Jongens.' Mompel ik. Onbegrijpbare wezens zijn het.

'Ik vraag me af waar jij hen van kent.' Zegt Connor, ik haal mijn schouders op en draai me terug naar het portret. De kleuren zijn perfect. De details, zo gedetaileerd. Tranen beginnen achter mijn ogen te prikken, ik ga niet huilen. Niet hier niet nu! Waarom komen de herinneringen terug? De schaduw over de eerste zes jaar word weg getrokken en dat gaat gepaard met zoveel pijn. Ik geef geen kik, ik heb geen zin om iets te laten merken. 'Ik ga naar mijn kamer.' Zeg ik, ik loop naar de trap, langzaam de trap op, maar zodra ik uit het zicht ben begin ik te rennen, hijgend laat ik me op bed vallen. Te veel, veel te veel!

De geheimen van mijn leven.Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu