Hoofdstuk 2

1.1K 32 0
                                    

In de verte hoor ik voetstappen naderen. Wie kan er zo laat nou nog hier zijn? Uit alle macht probeer ik wakker te worden, maar mijn oogleden lijken wel aan elkaar gelijmd te zijn. Ik doe mijn best om mijn vingers te bewegen, of welk lichaamsdeel dan ook, maar ik blijk volledig verlamd te zijn. De voetstappen komen nog dichterbij en zo te horen is het een hele groep. Als ik goed luister denk ik ook nog paarden te kunnen horen. 'Wat is dit?' Hoor ik er een verbaasd uitroepen. 'Gepeupel, een vrouw gekleed als een man!' Zegt een ander spottend. 'Volgens mij heeft ze niet eens een fatsoenlijk korset.' 'We nemen haar mee. We laten de koning wel beslissen wat we met haar doen.' Ik voel dat ik door vier handen word opgetild en op iets hards terecht kom. Met een plotselinge voorwaartse beweging, waardoor ik een beetje weg glijd, rijden ze aan. Uit alle macht probeer ik mijn bewustzijn niet te verliezen. maar de duisternis slokt me op.

'Dit is zo raar.' Klinkt een onbekende mannenstem. 'Haar nagels zijn gekleurd.' 'Waar heb je het over, Grimald?' 'Kijk dan! Haar nagels zijn blauw!' Aan de lucht voel ik dat er bewogen wordt en ze om me heen komen te staan. 'Gif?' vraagt de een. 'Zou kunnen.' Zegt iemand anders. 'Denk je dat we het aan kunnen raken?' 'Je kan het proberen, maar mij zie je het niet doen.' Wat aarzelend gemompel maakt plaats voor een luide discussie. 'Oké! Ik doe het wel.' Kort daarna gaat iemand lichtjes mijn nagels na. En wanneer het voor hem veilig blijkt te zijn, pakt hij mijn hele hand vast en drukt er harder op. 'Volgens mij geen gif. Maar waarom zijn ze dan zo gekleurd?' 'Is ze ziek?' 'Laten we hier nou maar over ophouden en haar naar het kasteel brengen, de koning weet wel wat we moeten doen.' Ik hoor verschillende stemmen instemmend mompelen. Met een schok komen we weer in beweging.

Mijn lichaam begint te rillen van de kou en ik heb er geen controle meer over. Waar ben ik? En waar brengen ze me naartoe? Hoe moet ik de weg terug vinden als ik ergens ben en niet kan zien waar ik vandaan kom? Misschien zit ik hier wel voor altijd vast! Bij die gedachte gaat mijn hart sneller kloppen. Nee, dit is een droom. Het moet wel een droom zijn. 'Wat zou de koning met haar doen?' Fluistert iemand. 'In de kerker gooien? Executeren? We willen geen heksen in ons land.' 'Grimald! Hou daar nou eens over op! De koning beslist, wij hebben geen stem in deze.' 'Maar Brian, zoiets is toch niet normaal!' Een zucht verlaat de mond van Brian en zwijgend rijden ze weer verder.

Ik heb geen idee op welk moment ik mijn bewustzijn weer ben verloren, of hoelang ik hier al lig. Maar wanneer ik langzaam wakker begin te worden voel ik dat ik in een bed lig. Mijn lichaam is weer opgewarmd en alles lijkt normaal. Ik open mijn ogen en kijk de kamer rond. Maar dit is ons hotelkamer niet! Waar is Mara? Waar zijn papa en mama? Ik lig in een tweepersoons hemelbed. Het plafond bevindt zich heel erg hoog boven mijn hoofd en de muren zijn gemaakt van oude stenen. Een ziekenhuis kan dit ook niet zijn. Waar ben ik toch? Het lijkt meer op een kamer van een oud kasteel, zoals vroeger. Angst schiet als een pijl met gif door mijn lichaam. Mijn hart gaat razendsnel tekeer en ik weet niet wat ik moet doen. "rustig blijven". Denk ik in mezelf. "Je vindt wel iemand die je de weg naar huis kan wijzen, er is geen enkel probleem hier." In de kamer staat een bureau met wat papier, een veer en inkt. Ook is er een grote kast en een teil in de hoek. Het is zo ouderwets allemaal.

Rechts van me gaat de deur open. Een meisje van rond de 19 jaar stapt met een mand vol kleren en vodden mijn kamer binnen. Afwachtend kijk ik haar aan. 'Oh, u bent al wakker. Ik moest op u letten, ik heet Dena' Zegt ze zodra ze me in mijn bed ziet zitten. 'Ik heb hier wat andere kleren voor u. Het moet vast niet comfortabel zitten die mannenkleding.' Ik kijk naar mijn kleding. Een grijze broek met een T-shirt is wat ik altijd aan heb. Mannenkleren? Waar slaat dat nou weer op? 'Ik draag zoiets altijd.' Verbouwereerd kijk ik haar aan. 'Nou, op dit hof is het niet acceptabel, elke vrouw moet hier een jurk en een korsten dragen. Ik bedoel, kijk naar jezelf. Dat kan toch niet.' Ik voel dat er woede in me op begint te borrelen maar ik zeg er niks van. 'Kom hier, dan kleed ik je wel aan.' Aarzelend sta ik op en loop ik naar haar toe.

Als ze klaar is met mij aankleden en mijn haren zet ze me voor de spiegel die ik in eerste instantie niet had opgemerkt. Mijn groene ogen staren me aan via de spiegel en ik scan mijn lichaam. Ik draag een lichtblauwe jurk gemaakt van zijde. De mouwen zitten strak tot mijn elleboog en het loopt wijd uit tot mijn polsen. De jurk zelf golft mooi om mijn benen. Mijn haren heeft ze uit een staart gehaald en een soort zilveren haarband zit erin. Ik zie er heel chic uit. Ondanks dat ik er zo mooi uit zie, voel ik me niet comfortabel in de nieuwe jurk. Ik blijf aan de mauw van mijn jurk plukken en bijt op mijn onderlip. 'Vind u het niet mooi?' Vraagt Dena terwijl ze haar wenkbrauwen optrekt. 'Jawel, het is prachtig! Maar ik heb zoiets nog nooit gedragen.' Ze knikt en vouwt mijn andere kleding op. 'Waarom draag ik dit eigenlijk?' Vraag ik haar. 'Iedereen draagt het hier. En het hoort erbij als de koning met u gaat praten.' 'De koning? Waarom?' Ze zucht. 'U komt hier niet vandaan ofwel?' Ik haal mijn schouders verontschuldigend op. 'Mensen vermoeden dat u een heks bent of een ernstige ziekte hebt. Uw nagels zijn immers blauw. Hoe komt dat als ik vragen mag?' Ik kijk omlaag naar mijn nagels. 'Het is gewoon nagellak.' 'Nagellak?' vraagt ze onwennig. 'Ja, nagellak. Het zit in een potje en je doet het op je nagels, om ze te versieren.' Met gefronste wenkbrauwen bekijkt ze mijn vingers. 'Dat kennen we niet.'

Er is iets hier goed mis. Ze kennen hier geen nagellak? Ik weet dat niet iedereen nagellak gebruikt, maar het niet kennen? En dan schiet een gedachte me te binnen. Ik raakte de steen aan! Ik heb de steen aangeraakt. Ik struikel naar achter en met een plof val ik op mijn bed. Het was donker, iemand rende op me af en ik viel tegen de steen aan. Het had middernacht kunnen zijn. Maar dat kan toch niet. Het bestaat niet! Ik ben niet terug gegaan in het verleden... dat is onmogelijk. Met opengesperde ogen kijk ik naar de muur voor me en langzaam gaan ze de kamer rond. Hoe alles er hier uitziet, hoe Dena zich kleed, hoe ik me hoor te kleden... 'Gaat het met u?' Met grote ogen kijk ik haar aan. 'Welk jaar is het ook alweer?' Vraag ik snel ademhalend. 'Hoe bedoelt u? Het is het jaar 1750.'

~~~~

zo weer een nieuw deel!
I hope you like it! :)

- like?
- follow? 
- comment?

xxx mij

The dark prince | ✓Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu