Het ziekenhuis

37 7 6
                                    

Sorry als ik een beetje sadistisch overkom, I can't help my self. Het gaat nog veel erger worden. Wees niet boos op me als ik een beetje afwijk van mijn eerdere thema, doe rustig, ik weet wat ik doe.

Twee weken later:
(Voor de mensen die Slipknot kennen, het zijn Correy Taylor maskers)
Het eerste wat ik zie als ik weer bij zinnen kom, is een gemaskerd gezicht. Ik wil vragen waar ik ben, wat ik hier doe, hoe het gaat met Lynn, maar het gaat niet. Mijn stem doet het niet, mijn ledematen willen niet bewegen, niemand merkt dat ik wakker ben. Hoe lang ben ik weggeweest? Lig ik in een ziekenhuis? Leef ik nog? Zo veel vragen, en niemand aan wie ik ze kan stellen. Ik zie een groepje gemaskerde mensen lopen. Dit zit niet goed geloof ik. Al die maskers, dat kan nooit iets goeds betekenen. Ik kijk naar ze, ik wil iets zeggen, ik wil bewegen. Het kan niet, het gaat gewoon niet. Ik wil schreeuwen, ik wil huilen, ik wil weg hier. Wat is er gebeurd? Wat hebben die maskers voor nut? Wie zijn het? Zijn ze gevaarlijk? Er komen zo vele vragen in me op, dat ik het niet meer aan kan. Ik val weer terug in mijn oude toestand.

(Dit stuk is geschreven uit Lynn's beeld)
2 dagen voor Max bij zinnen komt:
Ik word een soort van wakker, en ik wil mijn hoofd optillen, maar het gaat niet. Ik probeer het nog eens, en nu krijg ik mijn hoofd een klein stukje omhoog, met veel inspanning weliswaar. Ik hoor een stem, en ineens zit er een masker voor mijn gezicht. Ik herken het masker vaag ergens van, uit de muziek. Ik kan er alleen niet lang over na denken, want hij begint tegen me te praten. Ben je eindelijk wakker, meisje? Zegt hij. Ik wil weer antwoorden, en nu gaat het wel ineens. Waarom kan ik nu wel antwoorden? Waar ben ik? Wie ben jíj? Zeg ik. Dat wil je wel weten hè? Lieverd, je bent in een ziekenhuis, en wie ik ben? Daar ga ik geen antwoord dop kunnen geven, fluistert hij. Waarom heb je een masker op?, vraag ik. Ik ben iemand wie zijn gezicht niet gezien mag worden, fluistert hij weer. Is er hier nog een jongen binnen gekomen? En waar zit hij als hij hier... hij gooit iets naar mijn hoofd, en schreeuwt: ZWIJG, STOM WICHT, IK BEN JE ZAT, SPUUGZAT, NIET EVEN BEDANKEN ALS IEMAND JE LEVEN HEEFT GERED. Ik kijk hem stomverbaasd aan, en sluit mijn mond. Hij slaat me in mijn gezicht, en fluistert dan dreigend: je moet op passen met wat je zegt, anders zal het een stuk minder aangenaam zijn met me. Wat is dit voor psychopaat? Waar ben ik beland?

(Gaat weer verder als Max)
4 uur later:
Ik doe mijn ogen open, en ik zie geen maskersmoelen voor mijn neus. Ik probeer mijn armen op te tillen, maar het lukt me niet, ik word vastgehouden door een onzichtbaar iets. Ik kan alleen mijn nek bewegen, en als ik dat doe, staat er gelijk een maskersmoel voor mijn neus. Hij kijkt me alleen aan. Ik kijk alleen terug. En zo gaat dat 10 minuten door. Ik ga niet opgeven, dat zal hij/zij moeten doen. Hij/zij is het zat, en slaat me in mijn gezicht, en kijkt of ik reactie geef. Ik blijf hem aanstaren. Hij/zij is het nu echt zat, en trekt een scalpel uit zijn zak, en steekt die in mijn arm. Hij draait hem nog een beetje rond in mijn arm. Het brand verschrikkelijk, en ik kan me net inhouden om niet te schreeuwen. Waarom werk ik zo tegen? Ik wil iets zeggen, maar mijn kaken worden op elkaar gehouden. Wil je iets zeggen, rotjong? Aan de stem van de maskersmoel te horen, is het een vrouw. Als ze dat zegt, kan ik mijn kaken ineens bewegen. Waar ben ik?, vraag ik. Je bent in een hospitaal. Waarom heb je een masker op?, vraag ik. Dat hoort bij mijn groep, we willen het allemaal in handen hebben. Met hoe veel zijn jullie?, vraag ik. We zijn met heel veel, verschrikkelijk veel, antwoord ze. Mag ik hier nu weg?, vraag ik. O ja, je zit natuurlijk nog vast. Je mag rondlopen, maar je mag het gebouw niet uit, als je dat wel probeert, zal dat niet heel fijn zijn voor je, dat kan ik je verzekeren. De druk op mijn lichaam verdwijnt, en ik kan me eindelijk bewegen.

Als ik buiten op de gang sta, wil direct op zoek naar Lynn, maar ik weet niet waar ik moet zoeken. Ik loop maar gewoon een kant op, en ga door een grote, dubbele deur. Als ik door de deur ga, blijkt dat ik in een kantine ben. Het gevoel dat er doden in de buurt zijn is waanzinnig groot hier, echt alsof er een leger doden is hier... Het tweede wat me opvalt, is dat IEDEREEN met een masker rondloopt. Zou ik ook een masker op hebben? Er is nergens een spiegel... Ik loop maar gewoon op een paar mensen af(zijn het mensen?). Ehm, hallo, kan ik meepraten of zoiets?, vraag ik. Ze kijken allemaal om, en iedereen blijft stil. Tot er één naar voren stapt. Jij denkt dat je zo maar met ons kan mee praten hè, onderkruipsel! zegt hij dreigend. O, nu heb ik ineens de hulk kwaad gemaakt zeker? Zeg ik brutaal. Hij kijkt me verschrikkelijk kwaad aan, en komt op me af stormen.

(Gaat verder als Lynn)
Ik lig nog steeds op dezelfde plek, in dezelfde kamer, met dezelfde psychopaat die hier ergens rondloopt. Ik wil kunnen lopen, kunnen bewegen. Ik weet dat ik alleen mijn nek hoef te bewegen, en dan komt er iemand. Ik wil alleen niet dat de psychopaat langs komt, en bedenkt dat ie alles met me kan doen. Letterlijk alles. Hij kan zo die kracht die me tegenhoud aan en uit zetten. Hij is mijn meester als hij wil. Hij heeft het alleen nog niet door. Iedereen in dit ziekenhuis kan mijn meester zijn. Ik ben van iedereen hier. Ik hak de knoop door. Ik wil hier weg. Ik beweeg mijn nek, en wacht even. En inderdaad, er staat direct iemand voor mijn neus. Ik weet niet wie het is, want ze hebben nog steeds maskers aan, allemaal. Ik hoop stiekem dat het de psychopaat is, ik weet niet waarom. Heb je iets nodig?, vraagt een vrouwenstem. Ja, ik wil weg van hier. Je kan niet erg uit het gebouw, maar je mag wel rondlopen. Ik voel de druk op mijn lichaam minder worden, en ik kan opstaan. Als ik voor de deur sta, kijk ik nog even achterom, even zien of ze het meent. Ze knikt me bemoedigend toe, en ik loop naar buiten. Als ik naar de dubbele deur loop, hoor ik mensen schreeuwen. Ik ben nieuwsgierig, en ik begin sneller te lopen. Ik loop snel op de deuren af, en als ik binnenloop, staat mijn hart even stil.

Een klein hoofdstukje, maar ik ben er best tevreden mee. Ik weet niet hoe lang het nog duurt tot ik het volgende hoofdstuk klaar heb. Alle onduidelijkheden leg ik nog uit

ParanormaalWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu