Proloog

191 14 5
                                    

Ik droomde weer dezelfde droom. Of eigenlijk niet dezelfde droom, maar er is steeds een jongen in mijn droom die ik telkens weer zie. Hij zegt nooit iets tegen mij in mijn dromen. Maar hij is er wel altijd. Op de achtergrond. Ik heb ook een keer gedroomd dat ik hem achtervolgde, maar dat als ik hem bijna had, hem weer kwijtraakte in donkere steegjes. Ik droomde ook een keer dat hij bij me in de klas zat. Dat hij bij het raam stond met zijn rug naar me toe. Maar ik wist dat hij het was. Ik herkende hem aan zijn donkerbruine haren en zijn bleke huid. Zijn blauwe ogen zo koud als ijs. Met zwarte kleding en een ketting met een blauwe diamant eraan om zijn hals. Ik schat hem ongeveer 16 jaar oud. En telkens is hij er weer. In mijn dromen.

Dit keer kwam ik hem tegen in een park met treurwilgen. De zon scheen fel dus ik denk dat het zomer was in mijn droom. Hij zat bij de vijver die schitterde in het zonlicht. De jongen werd alleen beschaduwd door de takken van de treurwilg. Ik liep alleen in het park en stopte om naar hem te kijken. Ik droom telkens weer opnieuw over hem, en ook in mijn dromen verbaas ik me daar over. Misschien moest ik met hem praten. In mijn droom ging ik naast hem zitten op het gras. Hij verspilde geen aandacht aan mij, en bleef doorstaren naar het water. Er was geen rimpeltje op het water te zien. Zijn ketting glansde in de zon. Ik keek nog eens goed naar zijn ketting. Ik schrok. Het diamandje zat helemaal niet aan een ketting. Het zat in zijn hals! Van schrik slaakte ik een gilletje. Ineens draaide hij zijn hoofd om. Ik keek in die koude ogen. Ze stonden niet boos of geschrokken, maar verbaast. Toen hij zijn mond open deed om te praten werd ik met geweld wakker gemaakt door mijn wekker. ‘Rot ding’ mompel ik als ik op de uitknop druk.

DreamersWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu