~Hoofdstuk 9 Siger~

104 17 0
                                    

Het is donker in de tent. Ik ruik een muffe geur van oude meubels en tabaksrook. Ergens achter in de tent brand een lichtje. Een kaars die al bijna is opgebrand die op een tafeltje staat. Ik loop langzaam naar de kaars toe. Mijn voeten maken amper geluid. Volgens mij loop ik op kussens. Dan hoor ik iets kraken. Ik blijf stokstijf staan. Dan branden er ineens honderden kaarsen in de tent en de tent is verlicht. Er klinkt een schelle lach. ‘Zozo! Wie hebben we hier?’

Ik schrik. In een grote stoel zit een klein oud mannetje met een lange baard. ‘B-bent u Siger?’ vraag ik bang. ‘Ja inderdaad. En jij bent…’ Hij staat op uit de stoel, knipt met zijn vingers en is dan verdwenen. Er staat geen oud mannetje meer voor me, maar een jonge vrouw met rood haar dat tot de grond reikt. ‘Jij bent Sarah Williamos.’ Hij praat nog steeds met een schelle stem. De mond van de vrouw praat met de stem van Siger. Ze knipt met haar vingers. Dan staat er een lange man voor me met een enorm zwaard. ‘Och Sarah, kijkt toch niet zo verbaast. Nog nooit iemand van gedaante zien veranderen?’

‘Hoe weet u wie ik ben?’ vraag ik aan Siger. ‘Ik weet veel, maar niet alles. Je bent beroemd, weet je dat.’ Siger veranderde weer in de vrouw met het rode haar. ‘Je lijkt veel op hem.’

‘Op wie?’ ‘Op je vader natuurlijk. Je hebt dezelfde ogen.’ Ik begin argwanend te worden. ‘Hoe kent u mijn vader?’ Hij grijnst. ‘Jouw vader is ook beroemd. Hij meer dan jij. Hij is de reden dat jij beroemd bent onder de Dreamers.’ Ik kan me nog herinneren dat Moeder Nora had gezegd dat mijn vader een enorme fout had gemaakt. Een fout die zijn leven had veranderd. Wat heeft mijn vader gedaan dat ik nu beroemd ben?

‘Moet ik er trots op zijn dat ik beroemd ben?’ Siger grijnst. ‘Nou, als je het fijn vind op verscheurt te worden door heksen en dat bijna elke Dreamer met goed verstand je haat, ja.’ Hij knipt nog een keer met zijn vingers. Dan is hij veranderd in Ryan.

Siger kijkt naar zichzelf. ‘En wie deze knappe jongen?’ Hij ziet er echt hetzelfde uit als Ryan. Ik slik. ‘Weet u dat zelf niet dan? Het is uw gedaante.’ Ryan, of nee Siger gaat op de kussens zitten en gebaard dat ik dat ook moet doen. ‘Ik put mijn gedaantes uit gedachten en herinneringen van andere mensen.’ Siger knipt weer met zijn vingers. Dan zit Arman de deurwachter voor me. ‘Wel, laat ik nu maar verder gaan met mijn verhaal.’ Hij slaat zijn benen over elkaar heen.

‘Misschien had je wel van onze lieve Harvix gehoord dat ik je verder naar de Raad van Tryvoha zal brengen.’

‘Ja dat klopt, maar waarom moet jij mij daar heen brengen? En wat is die raad eigenlijk? Ik ben zojuist ontvoert uit de Academie!’ Ik ben woedend. ‘Kan ik tenminste een beetje uitleg krijgen?’ Siger komt dichter bij me zitten. ‘Vraag maar niet om wat je niet word verteld.’ Hij praat nu zacht en onheilspellend. Hij knipt met zijn vingers en veranderd dan weer in het oude mannetje.

 ‘Het is mijn taak om je naar de Raad te brengen. Er zijn veel sluiproutes naar de hoofdstad, weet je dat. Ik ken ze bijna allemaal, en omdat jij gezocht word kunnen we maar beter die wegen volgen.’ Hij staat moeizaam op van de kussens en loopt naar een kast. Hij rommelt er wat in en komt dan terug met een stuk oud brood en een kan water. ‘Eet en drink wat, ga dan slapen. We vertrekken vroeg morgen.’ Hij grijnst. ‘En omdat het jammer zou zijn als je wegliep, moet ik je helaas vastbinden. Met touw hoor, maak je geen zorgen.’

Het is donker in de tent. Nog een uur geleden hoorde ik nog veel rumoer van harnassen en zware mannenstemmen. Maar nu is het stil. Af en toe hoor ik de wind huilen. Ik ril. Ik zit vastgebonden aan de stoel waar Siger op zat toen ik hem ontmoete. Het touw knelt mijn armen, en als ik probeer te bewegen lijkt het alsof het touw me nog strakker in zijn greep houd. Siger heb ik niet meer gezien. Ik geloof dat hij op de vloer met kussens in slaap is gevallen. Ik hoorde hem nadat ik vastgebonden in een ander vertrek zat, hoorde ik dat hij aan het drinken was. Op het laatst was hij zo dronken dat hij begon te zingen. Hij zong over een glazen brug die schittert in de ochtendzon. Voor dat hij het uit kon zingen viel hij in slaap. Ik hoor nu alleen zijn gesnurk.

Ik probeer weer mijn armen te strekken, omdat ik stijf word in deze houding, maar het touw knijpt nog verder in mijn huid. Ik ril nog een keer. Het is hier koud. De wind waait nu harder en ik geloof dat ik zonet iets hoorde druppelen. Ik zit dicht bij het tentdoek dat beweegt in de wind. Ik moet denken aan de matrassen op de zolder van Moeder Nora. Het was niet veel, maar er waren in ieder geval dekens! Mijn t-shirt is totaal niet genoeg in dit koude weer. Ik kan me niet voorstellen dat ik ooit nog in slaap val. Siger had gezegd dat we vroeg vertrokken dus misschien is het handiger als ik toch wat slaap. Misschien als we onderweg zijn kan ik proberen te ontsnappen. Maar als ik echt zo gehaat ben als Siger zei dan is vluchten in een wereld vol gevaar misschien niet heel handig…

Je hebt het einde van de gepubliceerde delen bereikt.

⏰ Laatst bijgewerkt: May 07, 2014 ⏰

Voeg dit verhaal toe aan je bibliotheek om op de hoogte gebracht te worden van nieuwe delen!

DreamersWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu