Aan de andere kant van de weegschaal. (1)

27 2 8
                                    


                                                                 
Aan de andere kant
van de weegschaal

"Aron, opstaan! Straks kom je nog te laat op school!"

De stem van zijn moeder klonk schel door het huis. Aron woelde in zijn bed. Hij wilde eigenlijk niet opstaan. De zes weken vakantie waren veel te snel voorbij gegaan. Dat kwam waarschijnlijk ook door dat ze de meeste tijd hiervan hebben besteed om naar de stad te verhuizen.

Aron vond het niet erg, het kon hem niet zo zeer schelen. Hij had geen vrienden. Hij was altijd de eenzame eenling. En dat vond hij prima. Het was niet nodig met anderen op te schieten. Het voelde voor hem niet als een must. Om een reden vond hij het niet nodig zich te mengen tussen andere kinderen. Of mensen in het algemeen.

Gekrabbel klonk tegen zijn deur en dan plofjes over het vloerkleed. Gevolgd door een doffe op zijn bed. De jongen draaide zich op zijn rug en glimlachte licht. Mora, de prachtig zwart-witte husky stond boven hem. Ze likte zijn gezicht terwijl hij met een hand over haar kop aaide.

Het was dus echt tijd om op te staan. Aron richtte zich op en krabbelde nog een keer achter de husky haar oor. Haar staart klopte enthousiast op het deken. Toen hij op stond van het bed, sprong zij er van af en ging al vooruit zijn kamer uit.

Aron had zo zijn vaste ritueel in de morgen. Hij liep naar de badkamer en gooide water over zijn gezicht om wakker te worden. Het voelde altijd verkwikkend wanneer hij dit deed. Toen bekeek hij zichzelf in de spiegel van het medicijn kastje.

Hij mocht dan net dertien zijn, je zou hem ouder schatten. Dit kwam door zijn opvallend zilveren haar dat alle kanten opstak op het moment. Met een kam temde hij zijn wilde manen, ze zo recht mogelijk makend zodat het als een zilveren waterval over zijn hoofd stroomde. Het was van voren lang genoeg om zijn zicht te blokkeren, maar hij kamde het zo dat hij er doorheen kon kijken. Verder viel het net voorbij zijn kaaklijn.

Zijn ogen hadden een opvallende, licht paarse kleur, bijna tegen lila aan. Zijn blik was stug. De slaap was eruit, en had plaats gemaakt voor zijn gewoonlijke, ongeïnteresseerde en wat afwezige blik.

Aron keerde dit de rug toe en verliet de badkamer, weer terug lopend naar zijn kamer. Hij trok zijn gangbare kleding aan, sinds hij alleen in boxershorts in bed sliep.

Donkerblauw was zijn favoriete kleur, dit was duidelijk te zien aan zijn kleding keuze. Bijna alles wat hij had, was in die kleur. Hoewel het shirt dat hij droeg effen wit was, daarover heen deed hij een blauw jack en er onder dezelfde kleur broek. Het was geen spijkerbroek, maar een van stof. Dit was misschien ongewoon voor een tiener om te dragen, maar hem kon het niets schelen. Hij droeg wat hem lekker zat.

Hij droeg geen accessoires; geen horloge, ketting of oorbel. Zijn haar deed hem al genoeg opvallen, zo meende hij.

Mora zat bij de trap geduldig kwispelend op hem te wachten. Hij legde kort zijn hand op haar kop en jogde toen de trap af.

Hun huis was niet erg groot, het was niet nieuw. Een vrij gewone tussenwoning, niet al te ver van de binnenring van de stad. Ze waren maar met zijn tweeën (eigenlijk drie, want Mora was een grote hond) dus ze hadden voor alsnog meer dan genoeg ruimte.

Er stond al het een en ander aan eten klaar op de eettafel, die achterin de woonkamer stond. De keuken was achter de muur waar de eettafel tegenaan stond.

Zijn moeder was druk bezig in de keuken. Ze was ei aan het klaarmaken voor haarzelf en intussen pakte ze brood en boter voor haar zoon. Toen ze zich omdraaide, schrok ze even van hem.

"God, Aron. Een deze dagen geef je me nog een hartaanval. Hou toch eens op zo rond te sluipen."

Uiteraard zei Aron niets en ze zuchtte terwijl ze haar hoofd schudde. "Ga zitten en eet je ontbijt. Het is je eerste dag op je nieuwe school, je moet niet te laat komen."

Aan de andere kant van de weegschaalWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu