Aan de andere kant van de weegschaal (3)

8 0 0
                                    


Er heerste een complete duisternis. Er was geen hand voor ogen te zien en een doodse stilte.

Toen kwam er vanuit die duisternis een gedaante tevoorschijn. Het was Matthis. Alleen was er iets anders aan hem. Uit zijn voorhoofd staken twee kleine, zwart gekleurde hoorns. Wanneer hij breed grijnsde, kwam er zwarte rook uit zijn mondhoeken. Diezelfde, vieze geur drong weer zijn neus binnen. Deze keer kon Aron het herkennen: het was zwavel.

De verschijning bleef vlak voor hem staan en keek met zijn valse grimas op de jongen neer.

"Jij bent niet de held, of wel dan? Je kunt jezelf niet eens redden, dat moet een ander voor je doen."

Een valse lach klonk. Het echode door, diep tot in de duisternis.

"Jij kunt niet stoppen wat zal komen. Maar als je toch een poging doet."

Zijn hand schoot opeens naar voren en doorboorde Aron 's borstkas. Hij kon voelen hoe de man zijn vingers zijn hart omsloten en zijn nagels erin drukte.

Met grote ogen keek de jongen van de arm die in hem stak, beroofd van zijn lucht. Toen keek hij op naar Matthis.

"Waag het eens, jongen." Het werd met spot gezegd. Vervolgens liet hij zijn hart los en trok zijn arm terug. Hierna volgde zijn voet, die hard tegen de verse wond aan schopte.

Nogmaals buiten adem, viel Aron naar achteren en viel hard op de grond.

Zijn ogen vlogen open en hij richtte zich direct op. Happend naar lucht, voelde hij als eerste aan zijn borstkas terwijl hij om zich heen keek.

Alles kwam terug in focus. Het was niet meer diepe duisternis, het was zijn kamer. Niets leek anders, alles was zoals het hoorde te zijn. Ook kon de jongen niets voelen aan zijn borstkas. Voor de zekerheid keek hij naar beneden, maar er was niets te zien.

Natuurlijk niet, het was maar een droom. Zijn blik rustte op de digitale klok op het nachtkastje naast hem. Het was nog maar twee uur 's nachts. Aron wist echter zeker dat hij niet meer zou slapen.

De jongen trok zijn knieën op en sloeg zijn armen om zijn benen. Zijn hoofd rustte hij bovenop zijn knieën. Wat gebeurde er toch met hem? Waar kwam zo een droom vandaan? Hij was geen bang aangelegen jongen, nachtmerries had hij nooit gehad. Tenminste, niet zolang hij zich kon herinneren.

Toch was er iets aan die man, Matthis. Er was iets anders aan hem. Waren het zijn volledig duistere ogen die door je heen leken te boren en recht je ziel in keken? En die vraag die hij hem stelde, waar ging dat over?

Wat zie je, wat voor een vraag was dat? Wat zou hij moeten zien? Deze godvergeten wereld vol ellende? Dat zag hij. Alle oorlog en bloed vergiet. Ja, dat zag hij. Het nieuws danste er niet omheen en maar goed ook. Men moest de waarheid kunnen zien. Maar het daadwerkelijk onder ogen komen, er iets aan doen om dit te verbeteren, was een heel ander verhaal.

Er klonk even geschuifel buiten zijn kamer. Zoals altijd stond zijn deur op een kleine kier. Hij wist de bron erachter wel. Hij klakte een keer met zijn tong en klopte met zijn hand op zijn bed.

Mora twijfelde geen moment en stompte zijn kamer binnen. Vrolijk sprong ze bij hem op het bed. Het was niet vaak dat de husky midden in de nacht bij haar baasje mocht komen liggen. Dit was omdat ze simpelweg te groot was en bijna meer ruimte op het bed innam dan hij zelf.

Terwijl Mora naast hem op het bed zat, aaide Aron over haar rug. Hij liet zijn vingers in haar dikke vacht verdwijnen. De jongen wist niet waarom, maar dit kalmeerde hem altijd. De gedachten in zijn hoofd vervaagden en hij vond er rust voor in de plaats.

Aan de andere kant van de weegschaalWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu