H7- Je naam?

182 13 10
                                    

Zet het liedje hiernaast op, dat maakt het mooier :) Misschien moet je hem twee of zelfs wel meer keer afspelen :3

Ik lig in bed. Benjamins gedrag blijft maar door mijn hoofd spoken. Zijn ogen. Vol woede. Ik werd er gewoon bang van. Waarom reageerde hij zo fel? Wat is er met zijn vader? Ik sluit mijn ogen. Ik denk aan die keren dat hij me zoende. Hoe hij me pijn deed. Ik wil het niet meer. Ik wil niet meer mee doen. Maar wat hij dan met April en Hanne zal doen... En hij zal het sowieso niet alleen maar bij hen laten. Hij zal buiten April en Hanne veel meer mensen pijn doen, of erger... Allemaal om mij te breken. Wat heb ik hem misdaan? Ik hoor een zacht geluidje van kleine schuifelvoetjes. Ik kijk over de rand van het bed en zie Narcis. Ik til haar op en zet haar op schoot. Ik heb Narcis al zo lang als ik me kan herinneren. Ik zou met het leven zonder haar niet meer voor kunnen stellen. Narcis is al best oud, maar ze gedraagt zich nog als een puppy. Ik hoop dat het moment waarop ze dood zal gaan nog lang duurt. Met Narcis op mijn schoot voel ik me veilig. Ik kruip uit mijn bed en samen met Narcis ga ik op de vensterbank zitten. Ik open het raam en kijk naar de lucht. Ik kan tussen de sterren wolken onderscheiden. Narcis kruipt tegen me aan, en ik voel me veilig. Ik kijk naar de wolken, en de sterren, en denk aan een verhaal dat April me vroeger wel eens heeft verteld:

'Tembertje?' 'Ja April?' 'Ik heb een verhaaltje voor je!' Ik kom aangewandeld met Meneer Beer tegen me aangedrukt. 'Waarover gaat het?' vraag ik nieuwsgierig. 'De sterren en de wolken,' zegt April. Ik kruip naast haar op de bank. Ze slaat een arm om me heen. 'Vroeger, heel lang geleden, toen de bloemen op de aarde nog leefde zoals wij mensen nu leven, woonde er een volk tussen de sterren en de wolken.' 'Bestaat dat volk dan nu niet meer?' vraag ik verbaasd. April glimlacht. 'Dat weet niemand. Maar zal ik weer verder gaan?' Ik knik. 'Ja!' 'Oké dan,' zegt April. 'Er woonde dus een volk. Het volk van de Mardja's. Dat zijn wezens die wij niet kennen. Die wij ons niet kunnen voorstellen. Ze bestonden uit pure energie. Als wij ze met ons menselijke oog zouden zien zouden we verbranden. Maar oké. Er was daar eens Mardjaanse vrouw. Ze heette Lorsa. Zij wou een kind. Ze ging naar de zon. "Zon, ik ben zo verdrietig! Ik kan maar geen kinderen krijgen!" Maar de zon zei: "Sorry Lorsa, ik kan je niet helpen."' 'Wat een gemene zon!' zeg ik boos. April glimlacht opnieuw. 'De zon kon haar gewoon niet helpen,' zegt ze. 'Toch is het gemeen,' zeg ik. 'Zal ik verder gaan?' vraagt April. Ik knik. 'Dus,' gaat ze verder, 'Lorsa kon geen hulp vinden bij de zon. Dus ging ze naar de maan. "Maan, ik ben zo verdrietig! Ik kan maar geen kinderen krijgen!" Maar de maan zei: "Sorry Lorsa, ik kan je niet helpen."' Ik trek een gezicht, maar hou mijn mond. Ik wil verder horen. 'Ze vertrok naar de regenboog. "Regenboog, ik ben zo verdrietig! Ik kan maar geen kinderen krijgen!" Maar de regenboog zei: "Sorry, Lorsa, ik kan je niet helpen." Wanhopig vertrok Lorsa naar de sterren. "Sterren! Help mij toch! Ik ga dood van verdriet omdat ik geen kinderen kan krijgen!" De sterren kregen medelijden en zeiden tegen Lorsa: "Ga naar de wolken. Zij hebben een vrucht. Als je van die vrucht eet zal je 12 kinderen baren." Lorsa was dolgelukkig en vertrok naar de wolken. "Wolken! De sterren hebben me naar jullie toegewezen! Jullie schijnen een vrucht te hebben, een vrucht die mijn wens kan vervullen!" De wolken keken elkaar aan. Toen gaven ze de vrucht. Lorsa at ervan en niet veel later beviel ze inderdaad van 12 kinderen. Ze noemde ze: Januari, Februari, Maart, April...' 'April!' onderbreek ik het verhaal. 'Dat is jou naam! Ben jij ook een kind van Lorsa?' 'Nee,' zegt April glimlachend. 'Ik ben naar een kind van Lorsa genoemd.' Dan gaat ze weer verder. '...Mei, Juni, Juli, Augustus, September...' 'Dat is mijn naam!' roep ik vrolijk. April knikt. 'Dat is jou naam ja. Zal ik weer verder gaan?' Meteen ben ik weer stil zodat April verder kan met het verhaal. '...Oktober, November en December. Ze voedde de kinderen op, en beval ze niet naar het randje van het land te gaan, want als ze over de rand zouden vallen, zouden ze naar de aarde gaan en nooit meer terug komen. De kinderen beloofde op te passen. Maar op een dag waren ze aan het spelen. Januari gooide de bal, maar hij viel over de rand. Met zijn alle probeerde ze de bal te pakken, maar ze vielen. Één voor één. Lorsa was zo verdrietig dat haar hart brak. Ze ging naar een magïer en vroeg om de kinderen terug te halen. "Ik kan wel wat doen, maar lang niet alles. Ik kan ze terug halen, maar ieder twaalfde van het jaar moet er ééntje daarblijven." Lorsa stemde in, en zo zijn onze maanden ontstaan.' Ik kijk April bewonderend aan. 'Wat een mooi verhaal... Maar ik hou toch meer van Doornroosje!'

Genoeg! {On Hold}Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu