H8- Ik ben een stom wicht!

147 7 5
                                    

Een fel licht schijnt mijn kamer in en zorgt ervoor dat ik wakker word. Ik open mijn ogen. Ik draai me om en kijk recht in het gezicht van Abel. Hij slaapt nog steeds. Dan draai ik me opnieuw om naar de kamer. Daar wacht een niet zo'n aangename verrassing. 'September, wat ben je in hemelsnaam aan het doen?!' sist de boze stem van April. 'Wie is dat?' voegt ze eraan toe. Van haar stemgeluid wordt Abel wakker. 'Ehm...' zeg ik. 'Kijk hoe je erbij ligt!' tiert April. Ik kijk naar hoe ik erbij lig. En ik moet toegeven, dit is genant. Abel ligt met zijn armen om me heen. Zijn shirt zit helemaal naar boven, net zoals het mijne. 'O. Mijn. Boterbloem,' zeg ik, terwijl ik langzaam rood wordt. 'April, het is niet wat je denkt!' zeg ik. Abel is ondertussen ook rood geworden. 'Onee? Is het niet wat ik denk? September, denk na. Ik ben niet gek. Je ligt in bed. Met een jongen. Je kleren zijn helemaal overhoop en verkreukeld. Net zoals de zijne. En je hebt al een vriendje!' sist April. 'Een vriendje?' komt Abel tussenbeide. 'Lang verhaal,' zeg ik tegen hem. Dan wend ik me weer tot April. 'April, laat het me uitleggen,' zeg ik. 'Kom dan maar met iets goeds, het ziet er niet best voor je uit,' zegt April. 'Oké,' zucht ik. 'Nou, hier komt het dan. Gisteren kon ik niet slapen, dus ik ging in de vensterbank zitten met het raam open. Toen hoorde ik geschreeuw. Ik heb me snel omgekleed en ben via de regenpijp naar beneden geklommen. Ik volgde het geluid, en kwam bij een groep jongens die Abel hier in elkaar aan het slaan waren. Ik heb toen de leider bewusteloos geslagen en heb Abel hiernaartoe gebracht. Ik heb hem gewassen, grotendeels, en hem schone kleren gegeven. Vandaar die broek die ik van jou moest lenen. Toen liet ik hem in mijn bed slapen, maar ik had zelf geen bed, dus toen heeft hij beloofd niks te proberen en ben ik bij hem gekropen.' April trekt een wenkbrauw op. 'Wat?' vraag ik. 'Ik spreek de waarheid!' 'Ze spreekt de waarheid!' valt Abel me bij. 'September, ten eerste. Jij? Naar beneden klimmen? Een flatgebouw? Ten tweede. Je ribben? Gekneusd? Zegt je dat iets? Ten derde. Jij zou nog niet eens iemand knock-out durven slaan. Ten vierde. Jij kán nog niet eens iemand knock-out slaan, want voordat je je hand ook maar hebt opgestoken ben je zelf al dood. Ten vijfde. Een jongen van twee koppen groter naar je bed dragen? Ten zesde. Ook al zou het hele verhaal waar zijn, het punt is en blijft dat er een wildvreemde jongen in je bed ligt,' zegt ze. 'We hebben echt niets gedaan!' protesteer ik. 'Echt niet! Ik zweer!' April schudt vermoeid haar hoofd. 'September, hou erover op. Als je het gewoon eerlijk toe geeft zal ik het niet aan papa en mama en Benjamin vertellen.' 'Er valt niks te vertellen,' snauw ik. 'En laat me nu met rust!' Kwaad storm ik de kamer uit.

Ik storm door de gangen van het flatgebouw, naar beneden. Ik spring op mijn fiets en rijdt naar, ja, waarheen? Mijn benen blijven fietsen terwijl alles in mijn hoofd door blijft razen. Uiteindelijk merk ik dat ik bij een bankje aangekomen ben, bij het hondenlosloopveldje. Ik weet van mezelf dat ik hier altijd tot rust kom. Ik zet mijn fiets neer en ga zitten. Ik leg mijn hoofd in mijn nek en kijk naar de wolken. De vormen die ze maken. Een eend zit achter een beer aan. Ik grinnik. Een beetje omgekeerde wereld. De eend verandert in een boot. De beer verandert in een walvis. Ik blijf maar kijken hoe de wolken komen en gaan. Ze veranderen van tijd tot tijd. Ik besef dat het ook zo met het leven gaat. De mensen komen en gaan. Ze veranderen van tijd tot tijd. 'Wat doe je?' vraagt een stem. Ik draai me om. 'Abel,' zeg ik. Hij komt naast me zitten. 'Wat doe je?' herhaalt hij zijn vraag. 'Ik kijk.' 'Waarnaar?' 'De wolken.' Hij trekt een raar gezicht. 'Wat is er nou te zien aan de wolken?' vraagt hij. 'Kijk maar eens goed,' zeg ik. Hij legt, net zoals ik net, zijn hoofd in zijn nek en kijkt naar boven. Naar drie seconden kijkt hij alweer terug. 'Er is niks te zien,' zegt hij. Ik zucht. 'Je moet geduld hebben, en niet op zoek gaan naar iets. Kijk naar de wolken, wat ze doen.' Hij kijkt weer, dit keer langer. 'Wat mooi...' fluistert hij. Ik glimlach. Ik kom dichter bij hem zitten. Het is koud. Toen ik de kamer uit stormde heb ik er niet aan gedacht iets warms mee te nemen. Ik ril. Abel kijkt mijn kant op. 'Heb je het koud?' vraagt hij. Ik schud mijn hoofd. Hij grinnikt. 'Duidelijk wel,' zegt hij. 'Als ik mijn eigen kleren aanhad had ik mijn jack om je heen kunnen slaan, maar nu loop ik rond in een broek van je zus en je eigen oversized T-shirt,' zegt hij. Dan slaat hij een arm om me heen en ik kruip tegen hem aan. Ik snuif zijn geur op. Het ruikt lekker. Een beetje naar mannenzweet, regen op een zomerse dag, nat gras en... 'Madeliefjes,' mompel ik. 'Wat?' vraagt hij. 'Je ruikt naar madeliefjes.' Hij glimlacht. 'Is dat een compliment?' vraagt hij. Ik knik. 'Ik hou van madeliefjes.' Ik kruip nog iets dichter tegen hem aan en staar naar de wolken. Opeens laat hij me los. Ik draai me om naar hem. 'Wat is er?' vraag ik. 'Je hebt al een vriendje,' zegt hij. Ik denk aan Benjamin. Opeens heb ik het  gevoel alsof iemand me aanstaart. Ik draai me om. Niets te zien. Ik draai me opgelucht terug maar ik krijg gelijk het gevoel weer. 'Wat is er?' vraagt Abel. Ik negeer hem en kijk schichtig om me heen. 'Wat is er, September?' vraagt hij. Ik word bang, heel erg bang. Ik kijk met grote ogen naar Abel. 'Hij kijkt naar me!' zeg ik angstig. 'Wie?' vraagt hij. 'Wie kijkt naar je?' 'Benjamin!' zeg ik. Abel kijkt vreemd. 'Benjamin als is Benjamin Mesnavo?' vraagt hij. 'Ja!' 'Die jongen waarmee je aan het vechten was?' vraagt hij. 'Ja!' roep ik angstig. 'Is dát je vriendje?' vraagt hij. 'Ja!' gil ik. Op dat moment komt de duivel zelf uit de struiken. 'Ik zei als, September, dat mijn reputatie me niks meer boeit. Het enige wat me boeit is jou zo snel mogelijk dood hebben,' zegt hij. Ik kijk hem angstig aan. 'September, wat wil hij van je?' vraagt Abel. Benjamin draait zich om naar Abel. 'Aha, meneer de Vries,' zegt hij. 'Flikker op, Mesnavo, en laat September met rust!' zegt hij. 'Ahw,' zegt Benjamin spottend. 'Ben je verliefd op haar geworden? Wat jammer nou, ze is namelijk al míjn vriendinnetje. Heb je hem dat niet verteld, Augustus?' Ik kijk hem angstig aan. Dan trekt hij mij overeind en begint me te zoenen. Ik wil gillen, maar op het moment dat ik mijn mond opendoe, duwt hij zijn tong in mijn mond en bijt hij hard op mijn tong. Ik gil het uit. 'Laat haar met rust!' klinkt Abels woedende stem achter me. Benjamin haalt zijn lippen van de mijne. 'Abel, ga weg!' gil ik. 'Dadelijk doet hij jou ook nog pijn!' 'Nee! September, hij is een gevaarlijke gek! Ik laat je niet alleen met hem! Dadelijk vermoord hij je nog!' schreeuwt Abel. 'Abel, ga hulp halen!' zeg ik. 'Oké, hou vol!' Ik hoor rennende voetstappen, dan duwt Benjamin me tegen de grond. 'Benjamin, wat ben je van plan?' vraag ik. 'Jou eens goed een lesje leren! Niemand heeft het zomaar over mijn vader, ja? Niemand!' sist hij in mijn gezicht. Ik begin te huilen. 'Het spijt me!' huil ik. Hij grijnst. 'Dat is je geraden ook,' zegt hij. 'Help!' gil ik. Benjamin slaat een hand voor mijn mond. 'Hou je bek! Anders wordt het alleen maar erger!' zegt hij. Ik kijk hem angstig aan. 'Jij gaat nu precies doen wat ik zeg,' zegt hij. Ik knik. 'Jij gaat naar die Aap toe...' 'Hij heet Abel!' onderbreek ik Benjamin. '...en je gaat hem vertellen dat je hem alleen maar hielp omdat hij bloedend op de grond lag, en dat je nu niks meer met hem te maken wilt hebben,' gaat Benjamin ongestoord verder. Ik kijk hem aan. 'Dat... Dat kan ik niet!' zeg ik. 'Dat kan je wel, of hij, April, Hanne en nog veel meer mensen gaan eraan!' zegt Benjamin gemeen. Ik word bleek. Benjamin laat me los. 'Dus, wat ga je doen?' Ik vertel hem wat ik moet doen. 'Mooi zo,' zegt hij. 'En nu opgehoepeld.' Ik draai me snel om. Ik stap op mijn fiets en fiets weg. Onderweg veeg ik de tranen van mijn wangen. Onderweg kom ik Abel tegen. 'Hey September! Je hebt jezelf al gered! Dan kan ik April afbellen,' zegt hij. Ik knik. 'Wat is er?' vraagt hij. Ik wil doorrijden, maar hij pakt mijn bagagedrager vast. 'Laat me los,' zeg ik. 'Wat is er?' herhaalt hij. 'Niks, laat me gewoon los,' zeg ik. 'Niet voordat je zegt wat er is,' zegt Abel. 'Er is niks! Laat me nu bloemverdomme los!' zeg ik. 'September, doe even normaal. Vanmorgen merkte ik dat er iets was tussen ons, en ik weet dat jij dat ook gemerkt hebt,' zegt Abel. 'Ik merkte niks. Laat je me nu gewoon gaan?' zeg ik dwingend. Hij schudt zijn hoofd. 'Abel! Laat me gewoon gaan! Als je de problemen niet nog groter wilt maken laat je me nu los!' Hij fronst. 'Welke problemen?' 'De problemen die jou niet aan gaan! Laat je me nu los? Ik wil naar huis! Eigenlijk heb ik gewoon school, misschien helpt April me met spijbelen,' zeg ik. 'September, je doet raar. Vanmorgen was je super aardig, bijzonder, geweldig, en nu...' Ik onderbreek hem. 'Nu ben ik mezelf! Nu toon ik wat ik er werkelijk van vind!' 'H... Hoe bedoel je?' stamelt hij. Ik zucht. 'Laat me met rust, Abel.' 'Nee,' zegt hij. 'Jawel!' 'Vertel me dan wat er is!' zegt hij wanhopig. 'Ik ben mezelf, oké?!' gil ik. 'Nee,' zegt hij. 'September, je bent niet jezelf.' 'Jawel, laat me nu gaan!' Hij houdt mijn bagagedrager strak vast. 'Eerst wil ik het weten,' zegt hij. Ik zucht. Nu moet ik het doen. Voor zijn eigen bestwil. 'Abel, ik mag je niet. Ik hielp je, omdat ik dat voor iedereen zou doen. Ik wilde het niet zeggen, maar je liet me geen keus. Ik wil je niet meer zien. Laat me nu met rust. Er is niks tussen ons. Dat gevoel van jou, was fake.' Hij kijkt me gekwetst aan. 'M... Meen je dat nou?' vraagt hij. Ik knik. 'Helemaal,' zeg ik, terwijl ik mijn best doe om niet te huilen. Hij blijkbaar ook. Zijn ogen worden vochtig. 'Ik geloof het niet,' zegt hij. 'Jawel, Abel.' 'Nee!' Ik neem diep adem. 'Ga weg! Ik haat je!' gil ik. Hij kijkt me even gekwetst aan. Dan draait hij zich om en beent weg. Ik blijf alleen achter. Verdomme, Benjamin! Waarom maak je het me zo moeilijk? Ik fiets naar huis. Thuis plof ik neer op de bank. April komt naast me zitten. 'Tembertje, wat is er?' vraagt ze. 'Ik... Ik heb iets stoms gedaan,' zeg ik. 'Wat dan?' vraagt April. 'Ik heb stomme dingen gezegd tegen iemand waar ik vreselijk veel om geef,' zeg ik. April trekt me tegen zich aan. 'Ach, Tembertje toch...' zucht ze. Tegen haar borst aan laat ik mijn tranen de vrije loop. 'Ik heb er zo'n spijt van!' snik ik. 'Ga dan naar hem of haar toe en zeg het!' zegt April. 'Dat kan ik niet!' snik ik. 'Natuurlijk wel. Diegene zal je vast wel begrijpen,' zegt April. 'Nee!' gil ik. Ik ruk me los. 'Je snapt het niet! Je snapt niet in wat voor fucking situatie ik zit!' gil ik. 'September! Kom hier, kom tot rust. Ik maak warme chocolademelk voor je en koop een paar appellolly's,' zegt ze sussend. 'Nee!' Ik gil en ren naar boven. Huilend val ik op bed. Ik ben zo stom! Ik ben een stom wicht. Ik laat Benjamin zijn gang gaan. Maar wat kan ik doen? Anders gaan ze allemaal dood.

Hey Peepz!

Wat vinden jullie tot nu toe? En wat vinden jullie van de langere hoofdstukjes? Ik ga het vanaf nu altijd zo doen, het kan dan wel ietsjes langer duren voor het volgende hoofdstuk komt, maar dit is voor mij echt veel fijner. Dan kan ik uiteindelijk ook naar twintig hoofdstukken dat het al aardig vooruit gaat, dat ik een echt boek heb geschreven :)

Ik heb even een vragenlijst gemaakt, zouden jullie die willen beantwoorden?

1. Wat vinden jullie van September?

2. Wat vinden jullie van April?

3. Wat vinden jullie van Benjamin? (en dan niet alleen negatieve kanten)

4. Wat vinden jullie van Abel?

5. Wat vinden jullie van Narcis?

6. Wat vinden jullie van Hanne?

7. Wat vinden jullie van mevrouw Van der Linden?

Zoww, dat was het allemaal!

--> April

X Dianthe

Genoeg! {On Hold}Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu