Fortuna was hem nooit goed gezind. Waarom hoopte hij nog? Hij wist immers dat ze niet aan zijn kant stond. Ook vandaag, na die amper vijf minuten lange zoektocht naar de slavin, drong het opnieuw tot hem door. Geluk was niet voor hem weggelegd.
Ze hadden de slavin snel gevonden. Het waren Atheners geweest, enkele jongemannen van ruim twee meter en met gigantische benen die in één stap zeker de dubbele afstand konden overbruggen dan de tenger gebouwde slavin. Dat die Atheners ook zouden deelnemen aan het sprintnummer, was ook niet bepaald in haar voordeel.
Wat Cleomenes het meeste stoorde, was dat Damon, zijn gezworen tegenstander en de moordenaar van zijn broer, triomfantelijk op de schouders van een Atheense hardloper klopte. Er was weinig te zien in de omgeving, enkel lang droog gras en lage bomen, waardoor alle blikken gericht waren op het glunderende tweetal. Degenen die nieuwsgierig waren en naar de grond keken, zagen de bewusteloze slavin.
'Wat gebeurt er met haar?'
'Met wie? De slavin?' Cimon haalde zijn schouders op. 'Waarschijnlijk zullen ze haar naar die handelaar brengen en het geld in ontvangst nemen. Die geldprijs is mooi meegenomen.'
De hemel donderde opnieuw. De groepjes verzamelde mannen vielen uit elkaar en trokken opnieuw in de richting van Olympia. Damon en zijn vriend bleven staan, rotsvast. In zijn hand bengelde een touw. Het uiteinde was vastgebonden rond het middel van de slavin.
'Ga je mee naar het tentenkamp?' vroeg Cimon. 'Ik heb honger.'
'Nu al? We zijn hier nog maar net.'
'Wat wil je hier dan nog doen? Ze hebben haar al gevonden.'
'Misschien kunnen we iets zien in de omgeving,' zei Cleomenes niet overtuigend. 'Misschien verkopen ze speciale messen in het volgende dorp.'
Cimon antwoordde niet. Rusteloos en vastbesloten nog niet weg te gaan, zei Cleomenes: 'In het kamp is er ook niets te doen. Ik wil hier nog even-'
Zowel de hakkelende zin van Cleomenes als het schampere lachje van Cimon dat tevoorschijn kwam op zijn gezicht, stierven abrupt weg toen een klein jongetje zich met zijn ellebogen een weg doorheen de pratende mannen werkte. Met drie grote sprongen stond hij voor Damon en griste hij het touw uit diens handen. De ogen van de slavin gingen open. Het was niemand opgevallen dat ze intussen gehurkt zat, even waakzaam als een leeuw.
In het moment waarop het touw van eigenaar wisselde, sprong ze vliegensvlug recht. Het jongetje sjorde aan het touw. Damon stak zijn hand uit en klauwde naar haar kleed. Zijn vingers gleden over de stof en bleven vasthaken in haar haar. Ze schreeuwde niet van pijn, maar rende weg, het jongetje achterna. Damons hand viel naar beneden.
Het weinige aantal mannen er nog restte, joelde als een man. Enkelen renden de heuvels op en gingen het tweetal achterna, maar het merendeel keek naar Damon.
Damon was stil blijven staan. Zijn gezicht stond strak. En opeens, in een snelle beweging, greep hij naar de keel van de Athener naast hem.
'Nietsnut,' siste hij.
____
Waarom had de jongen de slavin geholpen?
Cleomenes was niet teruggekeerd naar het tentenkamp. Morgen begonnen de trainingen en veel atleten hadden zich voorgenomen vroeg te gaan slapen. Het was waarschijnlijk dat daarom haast niemand Damon wilde helpen. De Athener was paars geworden van woede en had gefrustreerd aan zijn eigen haar getrokken. Cimon had vol leedvermaak gelachen en was toen vertrokken, richting het kamp waar een maaltijd, beter dan de Spartaanse kost, op hem stond te wachten.
JE LEEST
Cleomenes
Ficção Histórica5e eeuw v.Chr. Een maand voor de start van de Olympische Spelen, breekt een hevig onweer uit in Olympia. Verschillende aanwezigen met een onzuiver geweten, vrezen meteen de toorn van Zeus. Verscholen onder de tienduizenden toeschouwers, komen ze elk...