Zes

530 23 5
                                    

Hoe lang het had geduurd wist ze niet maar ze werd wakker in een onbekend bed. Ze knipperde even met haar ogen tegen het felle zonlicht. Het duurde even voordat ze alles weer helder kon zien. Ze zag Carel naast het bed zitten. Ze was in het ziekenhuis. 

"Noël! Eindelijk!" riep hij toen hij zag dat ze wakker was geworden. "Ben je oke?" 

Noël haalde haar schouders op. "Ik denk het. Wat is er gebeurt?" 

"We gingen uit eten en jij viel flauw," legde Carel uit. 

Toen zag Noël het weer voor zich. Haar vader met die onbekende vrouw. Woede borrelde in haar op. Hoe kon haar vader dit doen? Hoe kon hij zijn gezin zo in de steek laten? 

"Gaat het wel?" vroeg Carel bezorgd. "Je kunt me alles vertellen, dat weet je toch?"

Dat was het moment waarop Noël brak.  Duizenden tranen gleden over haar wangen en ze deed geen moeite om zich in te houden. Ze kon het niet meer, het was teveel geworden. Haar perfecte leventje was ingestort en ze had niets meer. 

Carel kwam bij haar zitten, sloeg zijn arm om haar schouder en liet haar hoofd leunen op zijn schouder. 

"Het komt goed," fluisterde hij, zonder te weten wat er aan de hand was. "Ik zal er altijd voor je zijn." 

Toen Noël uitgehuild was begon ze te praten. "Het begon allemaal toen jij me thuis had gebracht na dat feestje..." 

En zo vertelde ze het hele verhaal. Carel luisterde alleen maar en knikte af en toe. Meer was ook niet nodig. Noël was blij dat ze iemand had om het aan te vertellen. Iemand waarbij ze alles kwijt kon. 

"Ik weet niet wat ik nu moet doen," eindigde Noël. "Ik heb het gevoel dat alles mijn schuld is." 

"Waarom?" vroeg Carel vol verwondering. 

Noël haalde haar schouders op. "Ik weet het niet." 

"Het is echt niet jouw schuld hoor," zei Carel. "Je vader is vreemd gegaan. Jij niet. Nu is het heel belangrijk dat je weer vrede met jezelf gaat krijgen. Dat je weer je eigen vrolijke zelf wordt, anders gaat het niet goedkomen. En daar wil ik je altijd bij helpen."

Noël keek Carel aan, recht in zijn ogen. Voor een paar seconden vergat ze haar eigen regel. Dat ze nooit meer verliefd zou worden op een jongen, en de twee werden als het ware naar elkaar toegezogen. 

"Ik zie dat je wakker bent," de stem van een zuster liet de twee opschrikken uit hun gedachten. 

Noël werd rood en glimlachte naar de zuster. "Ja inderdaad." 

"Hoe voel je je?" vroeg de zuster aan haar terwijl ze de deur sloot. 

Noël haalde haar schouders op. "Goed, denk ik." 

"Dat is mooi," knikte de zuster. "We zullen nog wat testjes bij je afnemen en dan denk ik dat je al snel weer naar huis kunt." 

Naar huis? Wilde Noël dat eigenlijk wel? Ze dacht erover na terwijl de zuster haar bloeddruk mat. Haar vader was thuis. Hij had geen enkel interesse in haar getoond. Ze had niet eens een appje van hem. Misschien lag hij wel met die vrouw in bed, wist zij veel wat ze aan het doen waren. Nee! Ze wilde niet naar huis! In iedergeval niet alleen. 

"Je kunt gaan," zei de vrouw. "Je bent prima in orde." 

Noël gaf haar een neppe glimlach. "Dankuwel." 

Tien minuten later liepen ze naar Carel's auto. 

"Wil je mee naar mijn huis?" vroeg Noël aan Carel. 

Als ze met Carel was dan was ze in ieder geval niet helemaal alleen. Carel knikte, Noël zuchtte opgelucht en ze stapten in de auto. 

"Is je vader thuis?" vroeg Carel.

Noël haalde haar schouders op en keek uit het raampje. Het was even stil maar het was geen ongemakkelijke stilte. Het was een van die stiltes waarin ze allebei nadachten. Noël dacht na over haar vader. Zou hij er überhaupt zijn en hoe zou ze hem aantreffen? Carel dacht na over iets anders. Hij maakte zich zorgen, zorgen om Noël.

"We zijn er!" zei Carel.

Noël schrok op uit haar gedachten. "Huh? Wat?" zei ze een beetje verward.

"Dat we er zijn," zei Carel terwijl hij zijn gordel losklikte.

"Oké," zei Noël.

Ze haalde nog een keer diep adem voordat ze de auto uitstapte.

"Hey," zei Carel terwijl hij zijn hand op haar rug legde. "Het komt echt wel goed."

Carels stem stelde haar gerust. Hij liet haar echt geloven dat het goed zou komen.

Samen liepen ze door de achtertuin naar de achterdeur. Voordat Noël de achterdeur open deed keek ze naar Carel. Hij glimlachte naar haar en knikte. Dat was het teken voor Noël om de deur te openen.

"Hallo!" riep ze toen ze in de keuken stond. "Ik ben thuis!"

Meteen hoorde ze gestommel boven. Ze beet op haar lip en keek naar de grond. Bedenkend wat ze moest zeggen als haar vader straks voor haar zou staan. Wat kon ze allemaal zeggen? Moest ze vragen of hij spijt had? Of wie de vrouw was waarmee hij samen was? Misschien was het wel gewoon een vriendin van zijn werk of een oude schoolvriendin. Maar ze hielden wel handen vast toch?

Ze hoorde voetstappen de trap afgegaan. Nog een keer keek ze naar Carel die vervolgens geruststellend zijn hand op haar rug legde.

De deur van de keuken werd opengedaan en daar stond.. Sanne, Noëls zusje

"Eindelijk Noël," verzuchtte ze terwijl ze naar haar zus toerende en haar omhelsde. "Waar was je nou?"

Verbaasd, dat het haar zusje was en niet haar vader, sloeg Noël haar armen om Sanne heen. "In het ziekenhuis," mompelde ze.

Sanne liet Noël verbaasd los. "In het ziekenhuis? En ik wist van niets?"

Dit liet Noël ook in verbazing. Haar vader had het allemaal toch gezien? En hij had niets verteld?

"Papa is vanacht ook niet thuis gekomen," zei Sanne toen. Ze sloeg haar ogen neer. "Ik weet niet waar hij is. Waarschijnlijk weer bij die griet van hem."

Noël zuchtte. Ze moest het haar zusje haast wel vertellen. "We moeten praten," zei ze dus maar.

Jaaa ik heb vakantieee!!! Wanneer krijgen jullie vakantie?

Noël // C. EitingWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu