Hoofdstuk 5

44 6 1
                                    

Pov Angel
Daimon en ik lopen het klaslokaal binnen. Bijna iedereen zit al en ze kijken ons nieuwsgierig aan. We lopen snel naar onze plek en gaan zitten.

"Wacht we hebben de goede boeken niet." Fluister ik. Daimon denkt even na.

Hij buigt zich naar voren en tikt het meisje voor ons op haar schouder. "Kunnen we je boek lenen?"

"Geen probleem." Ze geeft haar boek en knipoogt naar Daimon. Hij lijkt het niet door te hebben omdat hij de goede pagina zoekt. Ik rol met mijn ogen en concentreer me dan weer op de les.

Na de les loop ik naar Vienna toe. "Hey, waar was je gisteren na de wiskunde toets?" Ik had deze vraag al verwacht en heb al een rede bedacht.

"Ik voelde me niet goed dus ging ik naar huis." We lopen samen naar de volgende les.

"Maar Daimon was ook nergens meer te bekennen."

"Echt? Ik dacht dat hij gewoon naar de les was gegaan." Ik probeer verbaast te doen maar ik ben niet de beste in toneelspelen.

"Angel, ik heb heus wel door dat je liegt. En Clara zag jullie samen met mevrouw van Pijl naar haar auto lopen."

We kwamen bij het klaslokaal aan en snel loop ik naar mijn plek, zodat ik niet met haar hoef te praten. Ik vind het vreselijk om tegen Vien te liegen.

"Engeltje, is er iets?" Daimon gaat naast me zitten en kijkt me bezorgt aan.

"Vienna ging vragen stellen over gisteren en ik lieg normaal gesproken nooit tegen haar." Fluister ik tegen Daimon, zodat de mensen voor ons me niet kunnen horen.

"Anders kom je vanmiddag met me mee naar huis en kunnen we het er een beetje over hebben." Daimon kijkt me vragend aan.

"Oké."

"Ik wil trouwens nog wat vragen."

"Wat is er dan?"

"Mag ik een pen lenen." Hij glimlacht naar me.

"Morgen neem ik gewoon een extra etui voor je mee want ik wordt er echt gek van." Ik doe alsof ik boos ben en geef hem dan lachend een pen.

Na een vreselijk lange dag op school lopen Daimon en ik het school gebouw uit.

"Ben je op de fiets?" Vraagt Daimon.

"Nee, ik loop altijd naar school." Samen lopen we naar de fiets van Daimon.

"Dan kan je wel bij mij achterop." Ik kijk hem even twijfelend aan en knik dan.

"Ga maar zitten." Ik ga op zijn bagagedrager zitten.

"Ik zit."

"Wow echt? Je bent echt super licht." Hij stapt op en begint te fietsen.

"Maar ik ben ook twee keer zo klein als jij dus ben ik ook twee keer zo licht."

"Noem je me nou dik?" Vraagt Daimon lachend.

"Nee." Ik word een beetje rood en ben blij dat Daimon me niet kan zien.

Tien minuten later stopt Daimon voor een huis. "We zijn er." Ik spring van zijn fiets af en bekijk het huis. Ik had verwacht dat zijn huis zwart en donker zou zijn maar het is een gewoon rijtjeshuis. Ik realiseerde me dat mijn ouders me gewoon de hele tijd voorgelogen hadden over de Duivels.

"Kom je nog?" Daimon staat al in de deuropening terwijl ik nog op de stoep sta, het huis te bekijken.

"Ik kom al." Ik loop snel achter Daimon aan.

We doen onze jas uit en lopen naar de keuken. "Wil je wat te drinken?"

"Water graag." Ik bekijk het huis. Alles is heel netjes en mooi ingericht. Mijn huis bestaat vooral uit moderne, witte meubels maar dit huis is veel gezelliger.

"Hallo." Een vrouw staat opeens achter me en steekt haar hand naar me uit. "Ik ben Dafne, Daimons moeder."

Ik schud haar hand. "Angel." Ze heeft bruin haar, net als Daimon maar in plaats van blauwe ogen, bruine ogen.

"Wat leuk je te ontmoeten, dus ben je zijn vriendin?" Ze kijkt me nieuwsgierig aan.

"Nee." Zeggen Daimon en ik tegelijker tijd.

"O oke, ik ga dan maar weer." Ze loopt de keuken weer uit.

"Sorry, mijn moeder is soms een beetje apart." Daimon geeft me een glas water.

"Is niet erg hoor, ze lijkt wel aardig." Ik kijk naar de grond.

"Zullen we naar mijn kamer gaan en een beetje praten?" Ik knik en de trap op naar Daimons kamer. Daar aangekomen ga ik op de bureau stoel zitten en Daimon gaat op zijn bed zitten. Het is even een ongemakkelijke stilte. "Dus jij bent ook een van de Zes?" Zeg ik dan maar.

"Ja, ik ben nummer twee, die met de elementen. Maar ik weet pas twee jaar dat ik twee ben en heb nog niet controle over alle gaves."

"Aha."

"En jij bent dus nummer vijf, dat betekent dat je de zintuigen van jezelf en andere kan verzwakken en versterken. Heb je ooit al eens zo iets gedaan?"

"Nee. Mijn gave heeft zich nog niet ontwikkeld." Rond je 16 krijg je meestal je gave dus binnenkort zou ik mijn gave moeten krijgen.

"Oké. Mevrouw van Pijl of Jennifer is dus nummer drie, zij kan dus mensen manipuleren."

"Ken je de andere?"

"Nou alleen Christian James door het nieuws maar ik ken de andere niet."

"Hoe zorg ik ervoor dat niemand er achterkomt want door dat symbool is het wel lastig."

"Ik heb mijn tegen op mijn borst dus zeg ik altijd dat het een litteken is maar het zijn maar twee streepjes en op een plek die mensen niet vaak zien." Daimon denkt even na. "Je zal alleen maar lange broeken moeten dragen of misschien make-up vinden die het kan bedekken, ook al denk ik dat dat niet zal werken."

Ik zucht, ik hou er van om in de zomer jurken, rokken en korte broeken te dragen, ook voor gym draag ik liever een korte broek. "Oké. Zijn er nog andere dingen waar ik rekening mee moet houden?"

"Nou vertel het aan niemand, zelfs niet aan je familie of beste vrienden."

"Oké dat wordt wel lastig maar ik zal het niemand vertellen." Ik kijk op de wekker naast Daimons bed en zie dat ik al naar huis moet. "Ik moet naar huis, mijn ouders zijn van avond thuis dus gaan we samen eten."

"Oké." We staan beide op en Daimon begeleid me naar de deur. "Als er iets is moet je gewoon naar me toe komen, oké?"

"Ja zal ik doen. Tot morgen." Ik begin te lopen. Ik weet niet precies de weg maar al snel kom ik uit bij school en weet ik de weg weer.

Ik loop al een tijdje als ik vanuit mijn ooghoek een schim zie. Ik kijk even achter me maar zie niks. Ik haal mijn schouders op en loop weer door.

Toch heb ik de hele tijd het gevoeld dat iemand me achterna zit. Ik begin wat sneller te lopen en kijk af en toe achter me. Als ik bijna in mijn straat ben legt iemand opeens zijn hand op mijn schouder. Ik schrik en draai me razend snel om.

"Angel." Uriël, mijn broer, staat voor me.

"Ik kreeg bijna een hartaanval." Ik geef hem een knuffel.

"Sorry, mam had gezegd dat ze vandaag thuis zou zijn dus wilde ik even langs komen en toen kwam ik jou tegen." Uriël werkte ver van hier dus kwam hij maar af en toe langs.

"Oké, zullen we dan maar naar binnen gaan."

"Is goed." Uriël liep al naar de deur maar ik bleef nog even staan. Misschien was ik gewoon paranoïde en had niemand me gevolgd. Ik draaide me om en zag zo niet de persoon die net de hoek om kwam geslopen.

The FallenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu