Proloog

228 18 4
                                    

“...”

klik

“Hallo?”

“Casper?”

“Wie bent u?”

“Dat doet er niet toe, je moet iets voor me doen.”

“...”

“Je wordt ervoor betaald, heel goed.”

“Als dat het geval is, heeft u de juiste persoon gebeld. Wat wilt u van mij?”

“Voor jouw en je vrienden niet meer dan een alledaags klusje, maak je geen zorgen.”

“Dat zal ik wel bepalen.”

“Dat zal je wel doen, ja, daar ben ik van overtuigd. Kunnen we dan nu overgaan tot de kern, jongen? Of heb je nog meer onnozele vragen?”

“Ik luister.”

“Ik wil dat je naar de Weversberg gaat en inbreekt bij nummer 10, verdieping 21, zo goed als onder het dak. Je moet het meest waardevolle stelen wat er zich in de kamer bevindt.”

“En wat is dat?”

“Tja, het is aan jou om dat uit te vinden, ik ben benieuwd of je echt zo'n goede dief bent als ze zeggen.”

“Met mooie woorden en beloften komt u bij mij niet ver, ik wil concrete afspraken. En ik wil u eerst ontmoeten.”

“Dat dacht ik toch echt niet! Ik kan je garanties bezorgen, maar je krijgt me niet te zien, nog niet.”

“En hoe weet ik of ik u kan vertrouwen?”

“Daar gaat het toch over in deze business? Vertrouwen?”

“Maar daar doe ik niet aan mee, ik heb een broertje dood aan vertrouwen.”

“Dat spijt me dan voor je, maar daar heb ik geen boodschap aan. Of je doet het volgens mijn regels, of je doet het niet.”

“En kan ik een overzicht krijgen van die regels?”

“Daag me niet uit, jongen, je weet niet waar je aan begint! Er zijn er maar 2. Eerst: je doet wat ik je zeg, niet meer, niet minder. En twee: je spreekt niet over mij. Niet binnen je groep en niet erbuiten. Als je praat dan zal ik dat te weten komen!”

“Ik denk dat ik het snap. Dus, de opdracht is iets waardevols stelen en het bij u brengen. Hoe moet ik u contacteren als ik het in mijn bezit heb?”

“Je contacteert me niet, ik weet jou wel te vinden. En ik denk niet dat je het helemaal door hebt; er zullen daar veel waardevolle dingen zijn. Ik wil dat je het waardevolste steelt. Je betaling zal ik overhandigen bij de overdracht. Je hoeft mij niets te geven als je beloning je niet aanstaat. Ben ik duidelijk geweest?”

“Ja.”

“Dank je, ik neem aan dat je morgen meteen begint?”

“Ik begin wel als ik klaar ben met de rest van mijn werk.”

“Wat jij wilt.”

“Tot snel dan.”

“Oh en Casper?”

“Ja?”

“Doe geen domme dingen, dat overleef je misschien wel niet.”

“...”

klik-piep

Together for neverWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu