hoofdstuk 3

50 3 1
                                    

'Wat moet je?' vraag ik bot, hij kijkt me niet aan maar toch kan ik zien dat hij chagrijnig is.

'Waarom mag je me niet? Je weet mijn naam niet eens!'

'Je bent een Dawson, je naam boeit me niks!'

'En jij bent een Dani, maar moeten wij echt een hekel hebben aan elkaar alleen maar omdat onze ouders dat hebben?'

'Ja! Misschien...'

'Misschien dat jullie dan toch net zo erg zijn als mijn vader zei' zegt hij, zijn ogen zijn vertellen me dat hij liegt maar dat mijn antwoordt hem gewoon niet bevalt.

'Ik kan mijn vader gewoon niet teleurstellen, hij verwacht van me dat ik jullie haat en zo heeft hij me ook opgevoed' zeg ik zacht, hij kijkt me aan en het valt me op dat zijn ogen echt mooi zijn.

'We kunnen elkaar leren kennen, je ouders hoeven er nog niets van te weten' stelt hij voor, eigenlijk is hij wel aardig maar ik vertrouw hem nog steeds niet.

'Best, maar je kan maar beter je best doen om me te overtuigen' zeg ik, een lach tovert mijn gezicht.

Eindelijk is het pauze, ik heb besloten om het derde uur maar even te spijbelen en broodjes te halen in het dorp. Na het gesprek met die Dawson moest ik even nadenken, hoe kan het dat hij vrienden wil worden? Mijn vader heeft me altijd geleerd dat de Silver grays erg slecht, vijandig en gemeen zijn maar deze Dawson was alles behalve die dingen. Hij was juist erg aardig, ergens heb ik nu ook wel het idee dat ik vrienden met hem kan worden maar dat ga ik niemand vertellen.

Diep in gedachten loop ik de aula in, ik ben een beetje laat voor de pauze maar er is nog tijd genoeg om met mijn vrienden bij te praten. Zodra ik een stap in de aula heb gezet merk ik al dat bijna iedereen naar me kijkt, de weerwolven buigen hun hoofd en de rogues lijken ook wel een beetje respect te tonen.

'Meag, wat denk je ervan?' vraagt Pice ineens als ik langs zijn tafel loop, hij is de aanvoerder van het jongens volleybalteam en flirt al een tijd met me.

'Waarvan?' vraag ik, mijn blik kruist die van Kayla en ze doet haar best om niet in de lach te schieten.

'Jij en ik, vanavond' antwoordt hij, ondertussen hebben mijn ogen die van Dawson gevonden en hij lijkt ergens wel een beetje jaloers te zijn. Het kan ook aan mij liggen, maar ik heb al veel blikken van jongens leren lezen dus ik weet waar ik over praat.

'Pice, je bent echt een leuke jongen maar je bent niet leuk genoeg. Nog een beetje trainen, een originelere manier van vragen en misschien maak je dan een kans' zeg ik grijnzend, eigenlijk ben ik soms wel een beetje gemeen maar tenminste wel eerlijk.

Na mijn afwijzing begint de hele aula te joelen, Pice zijn vrienden lachen het hardst en het ergste is nog dat ik met zeker de helft van die jongens ben uitgegaan.

'Jongens! Ik heb broodjes!' roep ik, terwijl ik naar onze tafel toe loop. Meteen loopt Danny op me af, grijpt de zak met broodjes uit mijn hand en rent terug naar de tafel. Lachend loop ik achter hem aan maar het lachen vergaat me al snel zodra ik met mijn neus de grond raak. Geschrokken kijk ik op, een rogue kijkt lachend op me neer maar nog geen seconde later wordt ze getackeld door Danny. Hij is niet een jongen die snel een meid pijn zou doen maar wel als die meid mij iets aandoet en daar ben ik hem nu erg dankbaar voor. Maar door deze domme fout van de rogue is er nu een heel gevecht ontketend, alle leden van mijn roedel zijn een gevecht begonnen met de rogues en zelfs een paar silver greys helpen ons mee. Het liefst zou ik mee vechten, laten zien dat ik ook sterk ben maar voor ik kan opstaan wordt ik al overeind geholpen door iemand anders. Zodra ik op mijn benen sta wil ik weglopen, maar voor ik ook maar één stap kan zetten word ik al over een schouder van de persoon gegooid.

'Kan je me even neerzetten?' vraag ik, mijn stem probeer ik zo neutraal mogelijk te houden maar het kost me veel moeite. Langzaam aan merk ik dat we steeds verder van het gevecht zijn, de persoon loopt wel erg snel en dat staat me niet zo aan.

Geen antwoord, dan moet het dus op een andere manier.

'Laat me verdomme los!' roep ik kwaad, met mijn platte hand sla ik tegen zijn achterhoofd aan maar het lijkt niets te helpen. Ondertussen zijn we de aula al uit, maar ik heb geen idee waar de persoon naartoe wil.

'Serieus, kan je niet eens één woord zeggen?' vraag ik geërgerd. Voor ik het ook maar door heb sta ik weer op mijn eigen voeten, ik hoor een deur op slot gaan maar zie niets.

'Waar zijn we?' vraag ik, mijn stem trilt een beetje maar dat is niet gek. Ik sta met een wild vreemde in een of andere donkere kamer en dat is toch best wel griezelig.

'De schoonmaakkast, stel jij altijd zo veel vragen?' antwoordt de jongen weer met een vraag, het is nu overduidelijk dat het een jongen is aangezien een meisje meestal niet zo'n zware stem heeft.

'Best wel, zeker als ik ontvoerd wordt door één of andere gek' antwoord ik, hopelijk heeft hij door dat ik hier niet op zit te wachten.

'Ik ben niet zomaar één of andere gek, Dani' zegt hij, ergens herken ik die stem van en ik kan er maar één gezicht bij bedenken.

'Dawson' grom ik, waarom had ik hier niet eerder aan gedacht?



Stem? Reactie? Follow?

De Dochter van de AlfaWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu