Hoofdstuk 8 - De ruzie

63 4 0
                                    

’s avonds in bed.

M’n hele kussen is nat van het huilen. Er zitten ook mascara vlekken op. Een geweldige dag is geëindigd in een hel. Onderweg naar huis was papa de hele tijd stil. Dus dat was al niet gezellig. Toen we thuis kwamen zat mama aan de tafel in de keuken. Daar zat ze ’s avonds nooit. Ik kreeg een raar onderbuik gevoel. Mijn vader ging naast mama zitten. ‘Ga even zitten, Anne,’ zei hij. Voorzichtig ging ik zitten. Ik heb volgens mij nog nooit zo’n serieus gesprek met ze gehad. ‘We… euhm… vinden het niet goed dat je een relatie hebt met die… euh… Niels’ Begon mijn vader. ‘Waarom niet? En het is trouwens Nils.’ Ik keek mijn ouders met grote ogen aan. ‘Hij is niet van ons geloof. Anne, je moet begrijpen dat we alleen dingen doen die goed zijn voor jou. Jij vindt het geloof toch ook belangrijk?’ zei mijn moeder. Ik knikte. Mijn geloof betekende best veel voor mij, maar Nils ook. Ik had er nog helemaal niet over nagedacht. Er rolde een traan over mijn wang. Mijn moeder legde haar hand op de mijne. Ik keek er even naar. ‘Ik wil niet zonder Nils. Kunnen we het eerst niet gewoon aanzien? Zo ver is onze relatie nog niet. Ik bedoel we gaan niet morgen trouwen, ofzo,’ zei ik. Mijn vader sloeg hard op de tafel. ‘Ben je nou helemaal gek geworden? Neem jij je relatie niet serieus? Ik dacht maar dat je echt verliefd was, maar dat valt nog wel mee. Nou dan moet je het helemaal uitmaken!’ zei mijn vader boos. Ik was nog steeds in shock van de klap op de tafel. ‘Maar… euh… zo bedoelde ik het niet. Het is meer dat we nog zo jong zijn.’ ‘Dus als je jong bent kun je je geloof negeren?!’ Mijn vader begon rood aan te lopen. Ik zag dat mijn moeder begon te huilen. ‘Cynthia heeft toch ook gewoon een vriend. Waarom kan ik dat dan niet?’ (Cynthia is een vriendin van mij. Zij heeft nu al bijna een jaar een vriend). ‘Omdat Cynthia een goede jongen heeft.’ ‘Oh… dus Nils is geen goede jongen. Jullie kennen hem niet eens.’ Toen werd ik boos. Ik stond op en liep de kamer uit. Ik gooide de deur met een klap achter mij dicht. Ik deed mijn kamerdeur op slot. Ik liet mezelf vallen op mijn bed. Ik begon te huilen. Ik wilde niet zonder Nils. Ik kon niet zonder Nils. Maar ik kon ook niet zonder mijn geloof. Ik zou er wel een keer met Nils over praten. Misschien wilde hij toevallig wel geloven. Misschien dacht hij er al lang over. Huilend viel ik in slaap.

Ik had een nachtmerrie. Ik werd opgesloten met een toren en een draak. Ik had bijna niets. Toen wilde Nils mij redden, maar hij werd verbrand door de draak. Er zitten zweet druppeltjes op mijn hoofd. Pfoe… gelukkig was het maar een droom. Ik pak mijn iPhone en kijk hoe laat het is. 3:00. Say what? Ik stap uit mijn bed. Ik haal mijn kussensloop van mijn kussen en doe er een nieuwe omheen. Dat ziet er al beter uit. Dan trek ik mijn kort, roze pyjamabroekje aan. Daarop draag ik een wit hemdje. Ik kruip weer onder de dekens. Ik val al snel weer in slaap.

Ik word wakker van gebonk op de deur. ‘Anne, wakker worden. Doe die deur open. Je moet wel mee naar de kerk.’ Ik zucht. Ik doe mijn witte jurkje van de Vila aan. Daaronder doe ik zwarte pumps. Ik borstel mijn haar en maak een plukje naar achter vast. Een beetje mascara en oogschaduw. Tadaa. Ik ben tevreden met het resultaat. Dan loop ik naar de deur. Ik draai het slot open en loop dan straal naar beneden. Ik stop mijn Bijbel in m’n tas en stap op de fiets. ‘Anne!’ Hoor ik nog achter me, maar ik negeer het. Voor de kerk zet ik mijn fiets op slot en loop door de grote deuren. Ik glimlach naar wat mensen. Ik besluit een beetje achterin te gaan zitten. Dan valt het niet zo op dat ik alleen ben. Na een paar minuten komen ook mijn ouders binnen. Ik zie ze rond kijken maar ik negeer het. Gelukkig zien ze me niet en gaan ze zitten.

Als de kerk afgelopen is zorg ik dat ik zo snel mogelijk weg ben. Ik fiets naar de bushalte. Yeah, de bus komt er al aan. Ik pak mijn OV-chipkaart en check in. Ik knik naar de buschauffeur en ga bij het raam zitten. Ik ga nadenken over de preek. Ik heb best wel opgelet. Ik ben echt trots op mezelf. Ik glimlach. De preek ging over vergeven. Wat toevallig. Je moet vergeven, want God vergeeft jou ook. Maar op dit moment ben ik nog niet in staat om mijn ouders te vergeven. Even afstand is vast goed. Ik pak mijn iPhone. Ik open Whattsapp en stuur mijn moeder een berichtje dat ik even weg ben en dat we aan het eind van de dag weer een gesprek kunnen houden. Ik heb even afstand nodig stuur ik als laatst. ‘Centraal station,’ zegt de busstem. Ik kijk op. Ik pak mijn tas en mijn OV. Ik check uit en zwaai nog even naar de buschauffeur. Ik loop het station in. Amsterdam… Ah.. Perron 2a. Ik loop naar het perron. Na een kwartiertje wachten is de trein er. Ik stap in. Na ongeveer een uur ben ik er. Shit.. ik ben nog nooit naar Nils geweest. Dus ik besluit hem te bellen. Als er drie keer een pieptoon is geweest, vrees ik dat hij niet opneemt. Maar gelukkig neemt hij op na de vierde. ‘Met Nils,’ zegt hij met een slaapstem. Ik grinnik. ‘Heey schatje, met mij.’ ‘Anne,’ zegt hij opgewekt. ‘Dat ben ik. Maar euhm… Ik sta op het station. Kan je me ophalen? Ik heb namelijk geen idee waar ik heen moet.’ ‘Huh.. wat? Ben je in Amsterdam? Euhm.. Ja tuurlijk. Ik ben er over twintig minuten.’ ‘Okee zie je zo!’ Na een kwartiertje is hij er al. Je kan zien dat hij gehaast heeft. Ik buig me naar voren en zoen hem. Het stuur van zijn fiets steekt in mijn buik maar ik negeer het. Ik spring achterop en we fietsen (of eigenlijk hij fietst en ik kijk rond) naar zijn huis. 

Hell's a lot like love {fanfiction MainStreet}Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu