2.

1K 33 4
                                    

Het fluitsignaal klinkt. Rugnummer 3 van Ajax gaat met de bal aan de haal. Hij passt hem behendig over naar de volgende voetballer. Het is gelijk hard tegen hard: de volgende Ajacied die aan de bal komt wordt neergehaald door rugnummer 9 van Vitesse. Ik kijk verwonderd om me heen van al het kabaal dat van de tribunes af komt en heb nog net niet de neiging om mijn oordopjes te pakken, die standaard in mijn jaszak zitten, voor het geval ik ga stappen. Wanneer er niet wordt gefloten voor de desbetreffende actie kijk ik met een verontwaardigd gezicht naar het spel dat zich vervolgd. Deze sport is zó niks voor mij.

De tachtigste minuut breekt aan, waarbij het 1-2 voor Vitesse staat. De gemoederen lopen hoog op en er zijn al verschillende gele kaarten bij zowel Ajax als Vitesse gegeven. Inmiddels lig ik op mijn buik in het gras, om vanaf daar foto's van een laag perspectief te kunnen maken. En omdat het lekker ligt, niet te vergeten.
Hoewel ik geen verstand van de sport heb, voelt het goed om de spelers in actie te kunnen fotograferen. Het is weer eens wat anders dan de fotografie waar ik me in het dagelijks leven mee bezig houd.
Wanneer de keeper van Ajax de bal in handen krijgt, schiet hij de bal een heel eind het veld over. Met het minimale inzicht dat ik heb, merk ik dat de bal dicht bij mij in de buurt zal landen. Ook de aanvoerder van Ajax en een Vitessespeler hebben dit door.
Met mijn rechteroog door de zoeker van de camera volg ik de spelers met mijn lens, die op hoog tempo mijn richting op komen sprinten. Dit kan niet anders dan een geweldig shot worden. Ik klik verschillende keren achter elkaar wanneer de twee jongens de bal koppen en op elkaar botsen. Het is een harde klap die zich op een hele kleine afstand van mij afspeelt. Binnen enkele duizendsten van een seconden weet ik uit een reflex mijn camera voor mijn gezicht weg te halen, maar ben ik te laat om, naast mijn camera, ook mijzelf te beschermen van het gevaarte dat op me af komt.

Het volgende moment open ik mijn ogen en merk ik dat ik én ongelooflijk veel kabaal hoor van schreeuwende mensen, én heftige hoofdpijn heb. Twee dingen die allesbehalve samen gaan.
Ik probeer omhoog te komen met mijn hoofd, maar het lijkt niet te lukken. Het bonst in mijn hoofd, ik hoor de geluiden wel luid, maar het klinkt allemaal erg dof.
Ik zie in korte tijd verschillende hoofden boven mij komen hangen. Verschillende monden zie ik bewegen, maar ik kan weinig maken van de geluiden die eruit komen. Ik hef mijn arm op en leg mijn hand op mijn gezicht, om te laten zien dat ik last van mijn hoofd heb. Wanneer ik mijn hand optil kom ik tot de heftige ontdekking dat deze volledig bedekt is met bloed.
Oké, Anne. Je bloedt, maar dat hoeft niets ergs te betekenen. Al heb je maar een klein wondje, soms kan er zoveel bloed uitkomen dat je zou denken dat je hele gezicht open ligt, maar dat is dus schijnbedriegd. Daarbij, als het echt erg was dan zou ik wel bewusteloos zijn geraakt en dat is niet gebeurd. Denk ik.
Ik probeer rustig in en uit te ademen en voel dat mijn hart overuren maakt. Ondertussen is er één man die met een doek op mijn hoofd drukt en één man die tegen me aan het praten is. En tientallen mensen die om hun heen staan.
Langzaam kan ik wat maken van de geluiden die uit de mond van de man komen.
'Hoe heet je?'
'Anne,' krijg ik eruit.
'Hey Anne, ik hoor bij de medische staf van Ajax, maar gelukkig mag ik jou ook helpen.'
Er verschijnt een lach op zijn gezicht, maar ik kan de humor er niet van in zien.
'Peter hier dekt de wonden af met een doek zodat we de bloedingen kunnen tegenhouden. We leggen je zo op een plank neer en dan zullen we je naar de ambulance brengen, oké?'
Ik laat de woorden tot me doordringen maar geef geen antwoord. 'Heb je alleen maar last van je hoofd?' vraagt hij vervolgens.
'Ja,' mompel ik.
De voortdurende hoofdpijn en de harde geluiden maken het moeilijk om zijn woorden goed te kunnen begrijpen, laat staan om te reageren. Ik zie dat de twee mannen elkaar even kort aan kijken en de ene man een knikje geeft aan de andere man.
'Oké, we gaan je alvast op de plank schuiven zodat we gelijk met de ambulance mee kunnen als die is gearriveerd. Kun je je benen wat dichter naar elkaar toe schuiven?' Ik doe wat mij gevraagd wordt, niet wetende dat er geen beweging komt uit mijn rechterbeen.
'Ik tel tot drie, dan tillen we je op je zij zodat we de plank onder je kunnen schuiven.' Hij begint te tellen en direct bij de derde tel voel ik verschillende handen die me op mijn zij tillen en me vervolgens weer neerleggen op een harde plank. Ik knijp mijn ogen dicht om de pijn in mijn hoofd te verzachten, maar het werkt niet.
'Hou je je ogen open, Anne? Blijf maar wakker, het zou zonde zijn als je niks van het ambulanceritje meekrijgt.'
Weer ben ik niet in staat om de humor er van in te zien, al open ik mijn ogen wel.
'De eerste ambulanciers zijn er, maar die nemen Matthijs de Ligt mee. De tweede ambulance is onderweg, dus daar wachten wij even op.'
Matthijs de Ligt, de aanvoerder. Hij is degene die mijn richting op werd gelanceerd door het harde kopduel met de speler van Vitesse. Dus hij is ook gewond?
Ik sluit mijn ogen weer door de hoofdpijn. Daarbij drukt de man ook pijnlijk hard met de doek tegen mijn hoofd aan.
'Anne, je moet wakker blijven,' hoor ik in de verte.
Weer open ik mijn ogen, maar met erg veel moeite. Plots denk ik aan mijn camera. Die kan ik niet missen, Lisette zal razend zijn als ik bij haar aankom zonder beeldmateriaal.
'Mijn camera...' mompel ik.
'Maak je er niet druk om, Anne. Ik zorg er hoogstpersoonlijk voor dat die weer bij jou terecht zal komen.'
Weer sluit ik mijn ogen, en deze keer merk ik dat het niet meer lukt om ze te openen.

Schop in de roos | MATTHIJS DE LIGTWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu