H1 // Sarah Jenkins

5 0 0
                                    

Sarah knipperde met haar ogen. Er scheen een fel licht in haar ogen. Ah, ze was weer eens in slaap gevallen, zonder het rolluik dicht te doen. Fijn. Ze keek daarna op haar wekker. Het was half negen. Over een half uur moest ze al bij de veerpont staan, anders ging ze te laat komen! Shit! Gehaast koos ze een nette blouse en een spijkerbroek uit en trok deze aan, waarna ze haar haren kort uitborstelde en het in een nette staart bond. Gehaast rende ze de trap af, griste haar OV van het dressoir en pakte tegelijk ook haar sleutels mee. Haar auto was naar de maker, dus was ze tot die tijd aangewezen op het openbaar vervoer. Ze trok de deur achter zich dicht en rende richting de bushalte, die een eindje verderop zat. De bus kwam net aanrijden, dus ze was blij dat ze de keus had gemaakt om te rennen. Ze stapte in en checkte in, waarna ze ging zitten. De busrit naar de veerpont was niet echt lang, maar het was toch een te groot stuk om te lopen. Na enkele haltes checkte ze dan ook uit en verliet samen met wat anderen de bus. Even keek ze om zich heen. De veerpont was er nog niet en volgens het bord zou die pas over tien minuten arriveren. Ach, dan kon ze nog wel even haar social media checken op het bankje in de bushalte. Alleen voor ze het wist, werd alles zwart voor haar ogen.

Hoeveel uren voorbij zijn gegaan, wist zij niet zo goed. Een uur? Twee uur? Misschien ook wel meer, want haar maag knorde enorm, dus... Had ze überhaupt wel ontbeten? Allerlei vragen gingen door haar hoofd. Er leek een gat gevallen te zijn in haar geheugen. Alsof vandaag eruit was geslagen, zomaar. Ze tastte even met haar handen over de grond en voelde ineens een pijnlijke steek. Waar was ze überhaupt? Waar had ze zich daarnet aan opengehaald? Het was vrij donker en ze zag geen hand voor ogen, dus bepalen waar ze was leek een vrij lastige zaak te worden. Tot er ineens een licht scheen in de duisternis. Zou ze gered worden? Waar moest ze überhaupt van gered worden? 'Help!' riep ze, maar toen het figuur dichterbij kwam, leek het haar vrij duidelijk dat het niet iemand was die haar zou komen helpen. Eerder iemand die haar verschrikkelijk veel pijn zou kunnen doen als hij zou willen. Wijselijk hield ze haar mond dicht. Pas toen de man, gezien zijn bouw, vlak voor haar neus stond, kon ze een duidelijk beeld bij hem schetsen. Minimaal een meter tachtig, maar zou ook best een meter negentig kunnen zijn. Stevig gebouwd, maar ook grote spierballen. Ze kon het niet goed zien, maar hij leek een sleeve op zijn arm te hebben. Het leek haast wel zo'n MMA vechter. Onzeker staarde ze naar de grond, afwachtend wat de man zou zeggen. Hij zweeg. Hij bleef zwijgen. De twee staarden elkaar indringend aan. Maar zijn blik zei haar al genoeg. Hij had van die ijskoude ogen. Helblauw. De kleur ogen die ze over het algemeen niet op een vriendelijk, jong meisje zonder kwade bedoelingen plakte. De kleur die ze voor zich zag bij een seriemoordenaar. Ze was dan geen schrijver, maar in haar vrije tijd schreef ze graag. Overdag werkte ze in een accountancy kantoor, maar in de avonduren hield ze ervan om te schrijven. Uren lang. Haar nachtrust was soms niet al te best, maar dat had ze er voor over. Ze kon bijna haar eerste boek op de markt brengen. Springlevend heette het. Het ging over een klein jochie dat zijn strijd tegen kanker overwon. Je volgt hem in zijn strijd en maakt alles mee in het ziekenhuis, van emotionele momenten tot de beste momenten. De terugvallen, maar ook de pieken. Ze was van plan het eind volgende maand naar de drukker te sturen, dan lag het hopelijk over twee maanden in de winkels. Ze hield ervan, het schrijven, maar de laatste paar maanden waren alleen maar ellende geweest. Ze kwam er of niet aan toe door haar werk, of ze zat met een gigantische writersblock. Waarom wist ze niet goed. Het plot was kansrijk en zou niet veel problemen moeten opleveren, maar toch liep ze zo nu en dan grandioos vast.

Ze staarde in de verte. Eigenlijk... moest ze naar het toilet. Ze durfde het in eerste instantie niet te vragen, maar zei daarna toch:'M-mag ik alsjeblieft naar het toilet?' Ze was bang voor zijn reactie. Bang dat hij haar alles gewoon op de grond liet doen. Dat was toch onmenselijk? Dat deden mensen toch niet? Ze rilde bij het idee. Ineens trok de man haar overeind. 'Meekomen,' siste hij. Wat was zijn plan? Zou hij er bij blijven staan, kijken hoe ze naar het toilet zou gaan? Of was het helemaal niet zijn plan om haar naar het toilet toe te brengen? Met enige aarzeling volgde ze hem.

Hij bracht haar tot haar verbazing inderdaad naar hrt toilet. 'Hierin, als je binnen twee minuten niet buiten staat, maak ik de deur open,' zei de man kortaf. Hij vertrouwde haar dus voor geen meter, dat was duidelijk. Of was er een raampje en was er een goede reden om haar niet te vertrouwen? Ze stalte het toilet binnen en keek om zich heen. Ja, er was een klein raampje, maar ze zou daar nooit van haar leven doorheen passen. Wat dacht hij wel niet? Dat iedereen met maatje zesenderttig op dezelfde manier als acteurs in films door kleine raampjes konden ontsnappen? Ze zag dat zichzelf in ieder geval niet doen. Het zou haar eerder gebeuren een poging te doen tot en dan vast te komen te zitten tussen het raam. Grandioos, dan zouden ze haar waarschijnlijk al helemaal vermoorden. Ze begreep namelijk niet waarom ze haar anders hier zouden houden. Gauw deed ze haar behoefte en liep weer naar buiten. 'Waarom ben ik eigenlijk hier?' Geen reactie. 'Wat willen jullie van mij?' Geen reactie. Ze wist niet goed wat ze ervan moest denken. Het leek haar niet zo'n goed teken dat de man nergens op antwoordde. 'Wil je anders geld? Dat is ook geen probleem hoor!' Geen reactie. Ze staarde naar de grond het maakte haar ongemakkelijk dat de man vrij weinig zei en haar vragen niet beantwoordde. Waarom deed hij zo, ze snapte het niet. Wat had ze hem misdaan? Ze kende hem niet, want ze kende niemand met van die helblauwe ogen. Die kleur was speciaal, zoveel mensen liepen er echt niet rond met die oogkleur en ze wist vrij zeker dat ze niemand kende met die oogkleur. Wellicht dat ze eens iemand had ontmoet met die oogkleur, maar verder dan een ontmoeting was het dan ook niet gekomen, dat wist ze wel zeker. Sarah was namelijk iemand die goed was met namen en ze wist de meeste klanten van het accountancykantoor waar ze werkte zelfs bij naam, dus dan had ze zich de man zeker herrinert. 'Hoe heet je?'vroeg ze hem, maar logischerwijs zweeg de man. 'Hoe heet jij?'vroeg de man. Ze fronste. 'Sarah.' Hij keek haar indringend aan. 'Luister eens goed meid, als we je niet meer nodig hebben eindig je hier, in een of ander verlaten gebouw. Niet mijn keus, dat is de keus van mijn baas. Ik zou je eerder doen. Dat past bij je, want je bent zeker niet lelijk.' Paniek brak uit. Doen? Dood

IjskoudWhere stories live. Discover now