Hoofdstuk 11

16 2 0
                                    


Finn

Na even wachten komt een vrouw opdagen. Ze is net als de grijze kat van eerder katachtig. Ze heeft een gele vacht met zwarte stippen, grote pluimen op haar oren en een lange boog op haar rug. Haar staart beweegt speels heen en weer. Haar stem klinkt erg plezierig. 'Zo, jij bent dus Finn. Ben je klaar voor de test?'

Ik laat me naar beneden vallen en gebruik alleen mijn vleugels om af te remmen. 'Als we wachten komt er niks van. Laten we beginnen.'

Ze knikt en rent weg op alle vier haar poten. Ik weet al meteen dat het begint. Ik neem een korte aanloop en spring de lucht in. Na een minuut vliegen hoor ik een paar knallen, en ik voel iets afketsen op mijn platen. Kogels, besef ik me. Als een gek maak ik een duikvlucht. Door de snelheid waarmee ik naar beneden kom heeft Salem de kans niet om haarzelf voor te bereiden. Bijna weet ik haar te raken. Helaas net niet helemaal. We vechten kort voor ik als een gek weer de lucht in ga en vanuit de lucht enkele pijlen afschiet. Ik weet niet zeker of ze raak zijn maar vlieg ervan door. Ronde twee. Ik klap mijn vleugels in en duik het water in. Mijn hoop blijkt waarheid als ik gewoon door kan ademen. Ik zie ook Salem komen. Ze zoekt de lucht af naar mij. Met moeite leg ik een pijl aan en schiet ik de pijl af. Salem wordt in haar schouder geraakt. Ze haalt de pijl eruit en bestudeerd het water. Door snel weg te zwemmen ziet ze me niet. Dan duikt Salem het water in. Dat is mijn kans. Alsof de duivel achter me aan zit zwem ik naar haar toe en trek ik haar naar onderen. Ze probeert in haar wanhoop mij te raken met haar messen. Niet een van haar wanhoopspogingen komt in de buurt. Als ze bijna haar bewustzijn verliest vlieg ik pas het water uit en laat ik haar op de grond vallen. De klap zorgt ervoor dat al het water uit haar longen gaat. Hoestend en proestend komt ze bij. Als ik naast haar land valt ze me aan. Met gemak sla ik de messen uit haar verzwakte handen. Dan druk ik haar tegen de grond. Ze wend haar kop af. 'Volgens mij ben je beter dan ik. Zelfs terwijl je amper hebt leren vechten. Je hebt mijn goedkeuring.'

Ze douwt me van haar af, pakt haar messen op en rent weg. Daardoor blijf ik achter. Op mijn gemak verzamel ik mijn pijlen, en dan vlieg ik naar huis.

Mijn zussen zijn vol lof. 'Goed gedaan! Je hebt haar verslagen!'

Ik vertel het hele verhaal. De meiden luisteren aandachtig. Hier en daar verteld Amber waar ik beter iets anders had kunnen doen. Als ik klaar ben komt van onder de boomhut de stem van Bruneis. 'Kom allemaal naar beneden. Ik heb iets te bespreken met jullie!'

We wisselen snel een blik met elkaar en gaan dan naar beneden. Beneden wachten Bruneis en Salem. Bruneis wisselt een snelle blik met Salem. 'Goed. Jullie zijn er. Ik heb iets te bespreken met jullie. Ik weet niet of jullie het nog weten, maar het is bijna tijd voor jullie volgende queeste. Finn, omdat jij er nog niet bekend mee bent: elke twee maanden krijgt elk huis een queeste als een soort van huur. Hoe zwaar de queeste is ligt aan hoe bruikbaar de grond is waar het huis op is gebouwd. Ondanks dat jullie officieel twee huizen hebben is geen van beide grondgebieden erg bruikbaar. Daarom krijgen jullie vaak kleine queeste. Maar je mag pas mee als we zeker zijn dat je sterk genoeg bent. Daarom stuur ik elke keer Salem naar nieuwelingen. Het blijkt dat je sterk genoeg bent. Maar ik ben niet hierheen gegaan om jullie dit te vertellen. Jullie volgende queeste is weer bekend. Jullie krijgen weer een kleintje: ga naar de Hollywood heuvels en verminder de serpenten. Jullie mogen al vertrekken als jullie willen. Succes.'

Dan keren ze beiden om en rennen weg. Amber gebaart naar de hut. We pakken snel onze wapens en een paar stukken vlees in en gaan naar het kamp. De zussen nemen me mee naar een gebouw. Het is het enige metalen gebouw dat van metaal is. Nou ja, metaal: het gebouw is bedekt met golfplaten. Een paar grote roldeuren bedekken een kant. Amber opent een zijdeur en laat ons naar binnen. Binnen staan er een aantal voertuigen. Janis en Madelief lopen naar het derde voertuig, het witte busje waarin ze mij hierheen hebben gereden. Amber legt een arm over mijn schouder heen. 'Dat is ons voertuig. Onze techneut heeft een oud busje van de sloop gehaald, en er een dikke V8 in gehangen. Bijna alles is gloednieuw onder de platen. Zelfs de versnellingsbak. Er zijn genoeg mensen die een wagen zoals deze willen. Elke keer als we een opdracht krijgen mogen we deze wagen gebruiken om erheen te rijden. Zijn we er tenminste een beetje snel. En nog over die opdracht: we zijn deze keer echt gematst. We hoeven maar een stuk of tien serpenten te verslaan en dan kunnen we weer naar huis.'

Madelief opent de achterdeuren. Daar haalt ze een aantal mantels uit. Ze geeft ons allemaal een eigen mantel. Verassend genoeg vallen mijn hoorns weg als ik de mantel omdoe. Mijn figuur lijkt nu menselijk. Ook mijn pijlenkoker is niet meer te zien. Bij de andere gebeurt precies hetzelfde. Madelief legt het uit. 'Die mantel is gemaakt om alles wat niet bij een mens hoort te verhullen. De pijlenkokers zijn niet menselijk, dus worden die door de mantels verborgen. Net als onze snuiten. Ook als een mens een glimp opvangt van onze lichamen zien ze niet onze schubben. Je zou het kunnen zien als een soort sluier die onze waren vorm verbergt.'

Dan schuift Amber me op de bijrijdersstoel, en gaat ze zelf achter het stuur zitten. De twee meiden gaan op de achterbank zitten. Amber start de auto. 'Let goed op, want op de terugweg ga jij rijden. Ik weet dat je geen rijbewijs hebt, maar je moet het zo snel mogelijk leren.'


De Vervloekte WapensWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu