Hoofdstuk 12

29 3 0
                                    




Finn

Zodra we alle vier zitten opent Amber de garagedeur en vloert het gaspedaal. De motor brult en met piepende wielen schiet het busje de garage uit. Deze keer ben ik ook voorbereid en beweeg ik mee in de bochten. Met wat moeite weet ik ook mee te pakken waar Amber op let. Erg weinig kort gezegd. Tot mijn verrassing duurt het niet lang voordat we bij Hollywood zijn. Op haar gemakje rijdt ze de heuvel op en parkeert de bus. Als we allemaal uitgestapt zijn sluit ze de bus af en gooit ze de sleutel naar mij toe. 'Belofte is belofte. Jij rijdt straks.'

We lopen enkele heuvels over voordat we buiten de wijken zijn. Daar komen we ook de eerste serpent tegen. Amber en ik schieten tegelijk een pijl af, die dwars door de ogen gaan. We bestuderen het dode lichaam kort. De serpent is eigenlijk niet meer dan een overmaatse slang met een volledig gebit. De romp van het beest is zo dik als mijn been, en volledig geschubd. De schubben zijn fijn maar ook sterk. Dan lopen we door. Na enkele tientallen serpenten horen we iemand om hulp schreeuwen. We rennen ernaar toe, en zien iemand die zelf ook half serpent is. Haar lange zwarte haren komen tot wat voorheen haar heup was. Aan de andere kant heeft ze ook een soort snuit, waar twee licht groen glanzende tanden uit steken. Haar ogen zitten ook iets aan de zijkant. Alles onder haar snuit is menselijk, tot net iets boven haar heup, waar haar slangenlichaam begint. Op haar giftanden na heeft ze geen wapens. Ze wordt aangevallen door een tweede vrouw, met een enorme zeis. Zodra ik de scene zie ren ik naar het meisje toe, precies wanneer de vrouw met de zeis voor de genadeslag wil gaan. Het meisje laat een gil van de schrik ontsnappen als ik met mijn zwaard de zeis blokkeer. Mijn zussen zien wat ik probeer en schieten nu hun pijlen op de vrouw. Met een gemak die me voorheen vreemd was bevecht ik de vrouw. Haar slagen lijken steeds weer te sloom. Elke keer weer weet ik de zeis te pareren. Door wat handig te maneuvreren weet ik het voor elkaar te krijgen dat de vrouw haar rug naar mijn zussen keert, en Amber maakt het gevecht af. We verzamelen om het lichaam. De vrouw was voorover gevallen, dus schopt Madelief het lichaam om. Een grote zwarte tattoo loopt van haar gezicht naar de rest van haar lichaam. Het handvat van de zeis, die nu naast haar lichaam ligt, is twee meter lang. De zeis zelf is maar twintig centimeter lang. Het meisje komt naar ons toe. 'Wat is er gebeurd? Wie zijn jullie?'

Ik zak naar haar hoogte. 'Wij zijn net zoals jij. Wij zijn anders.'

Daarmee trekken we alle vier de kappen van onze mantels naar beneden, om onze drakenkoppen te laten zien. Het meisje probeert verschrikt achteruit te stappen, maar het lukt haar niet. Ik stap naar haar toe en leg een arm om haar schouder. 'Je bent nu deels slang. Mijn zussen en ik zijn hierheen gekomen om een aantal slangen te verslaan, die in deze omgeving problemen veroorzaakte. Ik denk alleen dat er meer achter je zit, dus wilde ik voorstellen dat je met ons mee komt. Wij zorgen wel voor je.'

Amber helpt me met het optillen van het meisje. We zetten alle vier onze kappen weer op, en amber en ik slaan ook onze mantels gedeeltelijk om het meisje. Dan lopen we naar het busje terug. Amber en ik plaatsen voorzichtig het meisje in de achterkant, voor we zelf plaats nemen. Ik neem plaats achter het stuur. In eerste instantie wil de motor niet starten. Wat een geweldig begin. Janis trekt de motorkap open en rommelt er even onder. Het enige wat er onder vandaan komt als ze klaar is, is een duim. De motor komt nu meteen tot leven. Janis sluit de motorkap en komt ook zitten. 'Het brandstoffilter was weer eens verstopt. En omdat ik de... minst brandbare van ons vieren ben moet ik het dus doen. Maar laten we gaan.'

Net als bij Amber vloer ik het gaspedaal. Een knal achter ons geeft aan dat het niet slim was. Het meisje ligt nu bewusteloos achter in het busje.

Een uur later zijn we weer in het kamp als het meisje bijkomt. Amber komt op dat moment net aan met Bruneis. Bruneis kijkt naar het meisje en vraagt ons meteen waarom we haar niet hebben afgemaakt. Pas als we het verhaal vertellen verzacht hij een beetje. Hij loopt een paar keer om het meisje heen. 'Wacht eens: je bent helemaal niet een geboren serpent. Je bent geboren als een mens. Wat is je naam, meisje?'

Het meisje kijkt een andere kant op. 'Lina. Ik ben Lina.'

Bruneis vertelt ons dan dat we haar mee moeten nemen naar zijn huis. Zelf rent hij weg op vier poten.




De Vervloekte WapensWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu