Hoofdstuk 2

202 17 26
                                    

.
.
.

Mijn zwetende hand glijdt uit de zijne. Mijn mondhoeken trillen in een geforceerde glimlach, mijn blik boven de hoofden van hoogst geamuseerde mensen.

Ik voel hun blikken op mijn lichaam. Dan wenden ze zich weer tot mijn vader, die als een trotse handelaar met grootse gebaren uitleg hoe hij me schaamteloos verkocht heeft aan het aangrenzende land in het Zuiden.

Een gedempte snik verlaat mijn mond en een eenzame traan glijdt over mijn wang, om vervolgens even snel te verdwijnen als dat hij gekomen is.

"... de toekomstige koning is niet meer dan een rechtvaardige huwelijkskandidaat voor de prinses van het machtige koninkrijk Eden."

Mensen klappen beleefd, en ik kan bijna hun opgewonden gefluister in mijn oren voelen kriebelen over hoe gunstig deze nieuwe zakenpartners en edelen zullen zijn voor hun hoogbeschaafde handelswaren en positie.

Ik wend mijn blik af en forceer mezelf mijn gedachten te verzetten. Bang om dalijk de grijns van mijn vaders gezicht af te krabben, of erger; in tranen uit te barsten, volg ik met mijn ogen tot spleetjes geknepen de handelingen van de dienstmeisjes. Het maakt me niet wat het publiek vindt van mijn verdeelde aandacht.

Met nietsziende ogen staar ik naar ze. Vlug als water bewegen ze zich in de schaduwen, op hoge hakken die toch geen ogen zullen zien zorgen ze dat de glazen gevuld blijven en de tafels brandschoon.

Plots schiet er een schim tussen de nietsvermoedende meisjes en mijn wazige blikveld. Zijn vluchtige maar opvallende gestalte wijkt af van de obers en heeft ook niet de uitgelaten stijl van onze gasten, laat staan aan die van een van de graven.

Ik schrik op als ik onbewust mijn blik kruis met de felblauwe ogen van de gestalte. Mijn hart mist een slag en ik voel mijn wangen branden: dan verdwijnt hij in de schaduwen en blijf ik onthutsts achter.

Pas als mijn ogen beginnen te prikken van het ingespannen staren richt ik me weer op naar vader.

Precies op dat moment valt mijn naam. Withete paniek slaat bij me uit. Onzeker wat te doen en zonder kennis van de dingen die hij zojuist verteld heeft glimlach ik alleen maar als een boer met kiespijn.

Zijn borstelige wenkbrauwen fronzen en ik voel mijn gezicht onbewust weer warm worden. Ik hoor een waarschuwende trilling in zijn stem die anders altijd zo gewichtig en kalm is.

"Vergeef me, mijn dochter is uiteraard vereerd met deze verloving, het lijkt erop dat haar verlegenheid weer de kop opsteekt." Spreekt hij de mensen toe, alsof hij hun onder zijn adem door een geheim toevertrouwt.

Dat lokt een paar smalende lachen en gegrinnik uit bij de mensen die nooit een greintje bescheidenheid of verlegenheid gevoelt hebben -laat staan getoond.

Ik knik met mijn blik op de grond gericht, knipper extra met mijn wimpers als ik als toonbeeld van pure onschuld mijn ogen opricht en met bijpassende glimlach me opricht. Vechtend tegen de opkomende tranen.

Toegefelijk en misschien zelfs een beetje neerbuigend lachen ze me toe.

Allemaal, behalve een paar grijze ogen. Die trekken spottend hun wenkbrauwen op en de trekjes rond haar mond lijken niet in het minste op een glimlach.

...... ☆ - ★ - ☆ ......

Stevig knijp ik mijn ogen en handen dicht. Zijn tirade dreunt door mijn borstkas heen en de glazen wankelen op de salontafel.

"Je hebt me voor schut gezet, Amelia, beschaamd." Dendert zijn stem door de in de hoogte reikende hal.

Ik open mijn ogen met moeite en hef mijn kin op en bedenk me met hun geamuseerde gezichten nog goed in mijn geheugen geprent dat het tegendeel waar is.

Heart beatWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu