.
.
.Voor de opgetrokken neuzen van de schildwachten blijf ik aarzelend bij mijn vertrekken staan. "Ik ben u veel dank verschuldigd, hertog." Druk ik hem met een serieus gezicht op het hart.
De zwartharige jonge man kijkt me met fonkelende ogen aan.
"Prinses, met alle respect, maar ik denk dat op het moment dat we besloten samen als een stel stoute kinderen door het paleis te rennen, de gereserveerde houding ook los lieten."
Even denk ik dat hij meet zij ogen gaat rollen of me een plagerige stoot wil geven, maar de twee paar bewapende paar ogen aan achter me beperken hem tot een ondeugend lachje die zijn witte tanden laat zien.
Kort frons, bondgenoten of zelfs vrienden heb ik nooit echt gekend, op mijn first lady en de paar dochters van invloedrijke machten -waar ik als vijfjarige mee gespeeld heb en nu hoogstens twee keer per jaar tijdens algemene festiviteiten zie- na.
Een warm gevoel van genegenheid verspreidt zich in mijn borst en onbewust kopieer ik zijn losse houding en gezichtsuitdrukking.
"Amelia." Nog wat wankel lachend kijk ik hem aan.
Paniekerig en met een vleugje schuldgevoel bedenk ik me dat ik van alle edelen, hertogen en graven alleen maar hun familienaam ken; ze worden alleen afgerekend of beloond met de reactie die het noemen ervan met zich mee brengt. Individualiteit is ver te zoeken in deze wereld. De al onzekere lach verwatert. En tot mijn spijt is mijn nieuwe bondgenoot geen uitzondering.
Tot mijn opluchting vat de hertog mijn onwetenheid niet als een belediging op. Integendeel, hij lijkt alleen maar opgelucht te zijn. Ik hoef zelf niet zover te gaan om zijn naam te vragen, want die rolt aarzelend over zijn lippen.
"Paris," plagerig knipoogt hij, "De stad van de liefde."
Dankzij de vele uurtjes kaarten bestuderen in de bibliotheek als onderdeel van mijn lessen die gelukkig drie weken geleden ten einde gekomen zijn -de dag dat ik volwassen werd-, weet ik het exacte aantal onderdanen dat zich daar huisvest, de locatie, de handelswegen en hoe het ten opzichte van Eden ligt. Zijn uitspraak valt dan ook niet in vreemde aarde.
"Een echte charmeur, zo te horen. De vrouwen vallen vast aan je voeten, Paris." Grinnik ik nog.
Pas als de woorden in een vlaag van verstandsverbijstering over mijn lippen gerold zijn besef ik me dat ik op verboden terrein ben. Ik herken de naam en de verhalen en roddels die erbij horen. Mijn mond vormt een geruisloze "o".
Paris's ogen lijken nu meer op de kleur van de diepe krochten in zee dan die van de lucht op een heldere dag.
Nauwelijks zichtbaar krimp ik ineen. "Het spijt me." Mijn woorden lijken ondanks de fluistertoon zo hard in de verder verlaten ruimte.
Koeltjes neemt hij me op, meer geschokt dat de jonge vrouw voor hem deze gevoelige informatie bezit dan dat het in de terloopse opmerking tegen het zere been.
"Het is al goed." Zachtjes prevelt hij de woorden onder zijn adem door.
Onzeker kijk ik hem aan, het verdriet dat ik verwacht te zien is af te lezen aan zijn nog zo jonge gezicht waar groeven van pijn in zijn geslagen. De zichtbare aders die zich van zijn gebroken hart uitstrekken aan de oppervlakte.
Maar er is ook irritatie, woede die makkelijk voor onmacht aangezien kan worden. Maar een blik op de trillende naar beneden wijzende mondhoeken doet me anders geloven.
"Ik zal maar weer eens gaan." Kort knikt hij, de hoffelijke buiging blijft uit.
Zijn blik glijd nog kort over me heen, maar iets maakt me dat ik me niet ongemakkelijk voel, laat staan mijn armen voor mijn borst te kruisen, blozend naar de grond te staren en hem boos toe te sissen.
En pas als hij al uit mijn zicht verdwenen is merk ik mijn zwijgen op.
Ontstelt loop ik mijn kamer binnen en plof op de zijkant van mijn bed neer, uitgehold door de vermoeiende emoties die als een dolle door mijn lichaam zijn geraasd, de stress langzaam van me af laten glijdend op de met dons gevulde dekens.
Ik denk aan zijn tragische verhaal, die maar enkele maanden geleden het kasteel liet trillen op zijn grondvesten. Ik wil geen gezicht voorstellen bij het ongelukkige meisje, maar kan het niet helpen mezelf af te vragen hoe ze was. Of haar ogen dezelfde kleur bruin waren als zijn haar, en of ze hem ook heeft geplaagd heeft met zijn naam.
Datzelfde, weliswaar vage meisje, maar nu met haar jurk aan flarden gescheurd en haar rug opengehaald. En Paris, arme Paris die het aan moet zien, het dienstmeisje veroordeelt tot het laagste van het laagste: de zweep. Hoe ze op een gegeven moment de kracht om te gillen moet zijn verloren, samen met het leven dat steeds verder uit haar gleed.
Alleen omdat ze liefde boven haar stand koesterde.
De wetten die in de naam van de koning uitgevoerd worden, in de naam van mijn vader. Mijn handen vormen vuisten die machteloos in de lucht hangen.
Op dit moment, met het gezicht van Paris in mijn hoofd genesteld, haat ik het koninkrijk. Anders dan dat ik altijd de macht aanbeden heb, de kroon geliefd heb als een familielid. Mijn vader was de eerste die in mijn 13-jarige ogen van zijn voetstuk was gevallen.
Nee, in mijn ogen was het niet meer degene die op de troon zat. Maar wie er op zou kunnen zitten.
Paris kreeg de zweep niet, zijn stamboom had daar wel voor gezorgd. Kijkend hoe het bloed uit het lichaam waar hij meer van het hield dan het zijne gutste was in mijn ogen echter straf genoeg.
Zijn familie was niet zo weekhartig, van mening dat de enige reden waarom Paris zijn met zijn lippen die van zijn onderdaan beroerde kon zijn om hun te vernederen.
En dus werd hij opgesloten in een gouden kooi. Zijn vingers konden zich net niet ver genoeg strekken door de tralies om bij zijn gebroken geliefde te komen, gedegradeerd tot een bedelaar; gestript van al haar waarden, contacten en stelend om te overleven had ze net zo goed echt dood kunnen zijn.
Mijn hart bloed voor de uit elkaar getrokken geliefden, en ik verbaas me er over dat vader er mee in heeft gestemd mij de openingsdans te laten doen met de in zijn ogen lopende lastpak.
Ik slik moeilijk, de prop van verdriet tevergeefs weg proberen te duwen. Immens schuldgevoel drukt zwaar op mijn schouders en jeukt in mijn borstkas.
Het afschuwelijke beeld dat ik zelf in mijn hoofd geplant heb staat in mijn netvlies gebrand, en zelf als ik mijn ogen opendoe kan ik het bloed vermengt met water van de stromende regen over de volgestouwde straten zien lopen. Ik vraag me af hoe Paris het nog op kan brengen zelfs nog te lachen.
Doodstil, bang dat de minste beweging me kan verraden blijf ik vastgekluisterd op mijn bed zitten.
Een nog afschuwelijker emotie welt bij me op. Even kan ik dan alleen maar denken aan de liefde die ze voor elkaar gevoeld moeten hebben, de gestolen nachten en kussen die niemand ze af zou kunnen nemen. Ze hadden elkaar gehad.
Ik ben jaloers. Jaloers omdat ik dat nooit zal hebben, en daar haat ik mezelf om.
Op dat moment komt de smalle gestalte van Guinevere met lege handen uit de badkamer lopen. De donkere plukken van haar haar vallen langs haar gezicht en onttrekken me van haar scherpe zicht. Vervreemd kijk ik toe hoe ze zich niet bewust van mijn aanwezigheid de la van mijn kledingkast opentrekt en begint te rommelen.
Nieuwsgierigheid duwt voorzichtig mijn andere gedachtes aan de kant. Ik schraap mijn keel.
Haar houding is die van een betrapte dief als ze zich naar me omdraait. Haar handen zijn verstijft in de graaiende bewegingen, haar vingers net als de rug waar ik de wervels van kan tellen gekromd als een heks, en voor het eerst zie ik de schaduwkant van het gezicht van mijn vriendin.
JE LEEST
Heart beat
RomanceAls de 17 jarige prinses Amelia uitgehuwelijkt wordt haar ergste nachtmerrie verwezenlijkt. Ze verzet zich, maar heeft geen idee waar ze in beland is. En dan ontmoet ze hem. Hij die niet de hare is en ook nooit kan zijn. Een vurige en vooral: een ve...