|| 12

244 21 5
                                    

Rein wordt overgenomen door de ambulance broeders en wordt neergelegd op de brandcard. Ik pak zijn hand vast en wil mee de ambulance inlopen, maar ik wordt tegen gehouden.

"Wat ben je van hem?" vraagt de man mij.

"Ik ben zijn vriendin" zeg ik snel.

"Sorry, alleen familie mag mee. Je zult er zelf heen moeten gaan."

"Wat? Dat kun je toch niet menen!" ik probeer de ambulance in te gaan, maar ik wordt terug getrokken door iemand. De ambulance broeder doet de deur dicht en rijd daarna weg.

"Rustig Eva, we kunnen morgen vroeg wel heen gaan." zegt Daan zacht in mijn oor. Hij is degene die me heeft terug getrokken en heeft zijn armen om me heen geslagen om me te kalmeren.

"Morgen pas? Maar misschien gebeurd er wel iets met hem!" ik draai me om en trek zijn arm van me weg.

"Rustig Eva, hij heeft waarschijnlijk alleen maar een gebroken been, hij overleeft het wel!" lacht hij.

"Ga niet lachen! Doe eens niet zo harteloos!"

"Ik? Harteloos? Ik heb hier de hele avond jouw gezeur aan moeten horen! Je zat alleen maar over jezelf te zeiken, hoe erg het wel niet was voor joú dat dit was gebeurt, en niet één keer ging het over hoe erg het was voor Rein zelf of ons! Wie is er hier nu harteloos he!?" schreeuwt Daan, en naarmate hij meer zegt, wordt zijn stem steeds luider en bozer.

Mijn mond opent, maar gaat ook weer dicht. Was ik echt zo egoïstisch?

"Ik..." ik kijk op naar Daan zijn boze gezicht. "Het spijt me, ik had het niet eens door."

"Natuurlijk spijt het je, kan ik ook zo zeggen. Misschien heeft iedereen toch wel gelijk dat je gewoon een trut bent! Wat ziet Rein toch in iemand zoals jij?" iedereen kijkt ons aan met een verschrikte blik. Tranen wellen op in mijn ogen en ik kijk naar beneden.

"Daan, ga je niet iets-" ik kijk om naar Owen, maar Daan onderbreekt hem.

"Nee, ik ga niet te ver. Het is gewoon de waarheid, jullie zeiden het vanmiddag zelf nog!" Ik kijk met een gekwetste blik naar de rest van de jongens.

"Denken jullie echt zo over mij?" Het komt uit mijn mond als een zachte fluistering.

"Nee, niet meer. Maar-" Zegt Nils.

"Maar eerst wel he?" Zeg ik, terwijl er een traan over mijn wang naar beneden rolt. Ik knik tegen mezelf en draai me rustig om om weg te lopen. Maar voor ik draai me nog even snel om. "Weet je wat? Als jullie toch allemaal niet mogen, dan zal ik jullie met rust laten. Zeg maar tegen Rein dat ik hem niet meer lastig zal vallen."

Ik slik en ren van ze weg. Jade roept dat ik terug moet komen, maar de rest blijft gewoon stil. Toch blijf ik rennen, totdat ik aankom bij mijn huis.

Al mijn spullen liggen nog bij Owen thuis, maar ik zorg wel dat ik ze later terug krijg.

Ik ren via de achterdeur naar binnen toe, en ga zo snel als ik kan de badkamer in. De deur doe ik op slot en ik laat me maar beneden zakken tegen de deur.

Ik trek mijn knieën op tegen mijn borst en sla mijn armen er omheen.

Iedereen ben ik nu kwijt. Rein, de meiden, de jongens. Ik heb helemaal niemand meer, ook al heb ik het gevoel dat het al tijden zo is geweest.

Al een aantal weken, misschien zelfs maanden, heb ik gewoon he gevoel dat ik nergens tussen pas. Ik heb, nou ja had, wel vrienden, maar het voelde gewoon alsof ze elkaar aardiger vonden dan mij. Alsof ik alleen maar in de weg liep.

En dat gevoel is nu dus alleen maar bevestigd.

"Eva?" hoor ik zacht door de deur heen. Ik haal mijn neus op, maar reageer niet op mijn moeder. "Eef, wat is er gebeurd? Ik dacht dat je bleef slapen bij Owen?" ze klinkt moe, dus waarschijnlijk heb ik haar wakker gemaakt.

"Niks." zeg ik, terwijl ik probeer mijn stem onder controle te houden, zodat hij niet trilt.

Ik wrijf een aantal tranen onder mijn ogen vandaan, maar nieuwe tranen staan al in de rij, dus veel zin heeft het niet.

"Daar lijkt het anders niet echt op." zegt ze zacht, terwijl de deur open probeert te krijgen, wat niet lukt.

"Er is niks!" roep ik boos. Ik schrik van het volume van mijn eigen stem, maar ik hoor dat mijn moeder aarzelend weer terug loopt naar haar slaapkamer.

Ik probeer rustig adem te halen en na een aantal minuten lijken de tranen wat te stoppen.

Rustig sta ik op en loop richting de kast in de badkamer waar de handdoeken liggen. Ik pak er een aantal uit en leg ze neer in de badkuip.

Daarna pak ik het potje met slaappillen uit een ander kastje en haal er een paar uit, die ik in één keer doorslik.

Ik ga voorzichtig liggen op de handdoeken in de badkuip en sluit mijn ogen. Al snel werken de pillen en val ik in slaap.

----

"Eva! Open nu de deur!" Mijn moeder bonst op de deur en ik open rustig mijn ogen.

Rustig ga ik rechtop zitten en strek mijn pijnlijke rug. Dat is zo niet zo gek als je een hele nacht in een badkuip hebt gelegen.

Ik stap eruit en loop naar de spiegel en schrik van wat ik erin zie. Mijn mascara is uitgelopen over mijn hele gezicht, mijn ogen zijn dik en rood van het huilen en ik zie er uit als een wrak.

Terwijl ik mijn keel schraap open ik voorzichtig de deur en mijn moeder trekt hem meteen open. Ze rent naar me toe en slaat haar armen om mij heen.

"Schatje, wat is er toch? Waarom deed je zo raar?" Vraagt ze bezorgt.

"Iedereen haat me." fluister ik terwijl de tranen alweer over mijn wangen lopen. Waarom ben ik toch zo zwak altijd?

"Hoe bedoel je lieverd? Je hebt allemaal vrienden, familie. Je hebt Rein."

"Nee." snik ik. "Ze haten me allemaal. Ik ben hartstikke egoïstisch en irritant. Dat hebben ze zelf gezegd. Dus ik heb helemaal niemand meer."

"Ach schatje toch." mijn moeder wrijft door mijn haar en wiegt licht heen en weer totdat ik me iets beter voel. "Kom je mee naar beneden voor ontbijt?"

Ik knik lichtjes. Rustig staan we op en ik gooi eerst wat water in mijn gezicht om me wat op te frissen, waarna ik mijn moeder naar beneden volg.

Ik zie mijn mobieltje liggen op de keukentafel en kijk er aarzelend naar.

"Die heb je vast laten vallen gisteravond, hij lag vanmorgen hier op de grond." Zegt mijn moeder.

Mijn zusje zit aan de keukentafel en kijkt me aan.

"Wat is er Eva?" Vraagt ze lief. "Waarom ben je verdrietig?"

"Niks." zeg ik zacht terwijl ik naast haar ga zitten. Ze krabbelt op mijn schoot en knuffelt me en die kans laat ik niet gaan. Ik kan nu maar beter aardig zijn tegen de mensen die ik nu nog heb.

Mijn telefoon trilt en ik kijk er naar. Ik slik en rijk mijn hand ernaar uit. Trillend klik ik op het ontgrendel knopje en ik zie dat ik een aantal berichten en gemiste oproepen heb. Vooral van Rein, maar ook een paar van Jade. Verder niks.

Ik bijt op mijn lip om de tranen tegen te houden en sla mijn telefoon weer dicht.

Niemand zal me dit ooit vergeven.

----------

A/N het spijt me zo verschrikkelijk dat het 3 maanden heeft geduurd om zo'n miezerig hoofdstukje te updaten. Ik ga gwn door een shitty tijd en een heleboel dingen gaan voor het schrijven, sorry. hopelijk zijn jullie niet boos en ik zal zo veel als ik kan updaten xxxxxxxx

Cyberbully ~ MainstreetWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu