Hoofdstuk 16

105 7 2
                                    

"Jij blijft hier," herhaalt Fenna schamper. "Jij blijft hier!" Dat is wat het team gezegd had, voordat ze in het gebouw verdwenen waren. Carla kijkt met een schuin oog naar Fenna. Die zit een kwartslag gedraaid op de achterbank. Op die manier heeft Fenna zicht op de hoofdingang van het gebouw en kan ze tegen de leuning hangen. Haar benen bungelen door het openstaande portier naar buiten.

"Kom op, Fenna. Wat had je dan verwacht?" Fenna sluit haar ogen. Een flauwe glimlach verschijnt op haar gezicht.

"Ze hadden jou mee laten gaan, als je niet had aangeboden om bij mij te blijven. Jij werkt niet eens meer bij de politie."

"Dat klopt," Carla knikt langzaam. "Maar ik kan in ieder geval op mijn benen staan. Jij bent absoluut niet in staat om een arrestatie te verlichten."

"Weet ik," mompelt Fenna. "Dat betekent niet dat ik het leuk hoeft te vinden." Het blijft stil. Een stilte waarin Fenna enigszins apathisch voor zich uitstaart. Met een bezorgde frons houdt Carla haar in de gaten. Ze luistert naar Fenna's oppervlakkige ademhaling die in de stilte hoorbaar is.

"Pijn?" vraagt Carla dan.

Fenna schudt haar hoofd. "Het gaat prima."

"Ik kan zien wanneer je liegt, Fenna."

Fenna lacht zachtjes. Denkend aan de keer dat Evert haar epileptische aanval had verzwegen en dat Fenna zelf niemand vertelt had over het trauma dat Evert in Duitsland had opgelopen schudt ze haar hoofd. "Nee, dat kan je niet."

"Vandaag kan ik dat wel."

Fenna glimlacht. "Pijn," knikt ze dan. "Maar dat overleef ik wel."

Carla zucht. "Het houdt een keer op, Fenna. Het is al zo vaak kantje boord geweest. Het hoeft maar één keer mis te gaan. Je mag het niet laten mis gaan."

"Dat was ik ook zeker niet van plan."

"Je mag niet doodgaan! Ik meen het, Fenna. Weet je nog wat je tegen me zei toen ik wegging?" Carla wacht tot Fenna knikt voor ze verder gaat. "Jij hebt hen misschien nodig, maar zij jou ook. Dus in hemelsnaam.. doe vanaf nu voorzichtig."

"Carla, ik ga niet dood."

"Dat dacht Menno ook," brengt Carla plompverloren uit. Fenna draait zich met een ruk om. Een pijnkreet ontsnapt uit haar mond bij de plotselinge beweging.

"Dat moet je niet doen!" roept Carla verontwaardigd uit.

"Dat moet je niet zeggen!" roept Fenna minstens zo verontwaardigd terug. "Niet op die manier." Ze klemt haar handen om haar ribben en laat haar lichaam weer tegen de bekleding zakken. "Aah, fack."

"Ik dacht altijd dat Menno langer zou leven dan ik. Dat hij degene zou zijn die met betraande ogen bij Frits zou aanbellen. Ik dacht altijd dat hij degene zou zijn die bloemen zou leggen op mijn graf, die zou huilen op mijn begrafenis," begint Carla. Ze staart door de voorruit naar buiten. Haar vingers trommelen op het stuur.

"Dat gevoel heb ik altijd gehad. Menno zou degene zijn die in de tuin van een bejaardenhuis zou mompelen over lang vervlogen tijden over een partner waarvan de verpleging niet zeker weet of die nou Carl of Carla heette." Fenna staat op het punt om haar te onderbreken. Ze vangt Carla's ogen in de achteruit kijkspiegel. De oude teamchef schudt alleen kort haar hoofd. Fenna laat haar hoofd tegen de leuning zakken en laat Carla uitpraten.

"Menno is veel te vroeg gestorven. Misschien, zonder die poederbrief, was ik eerder gestorven. Misschien ook niet, dat zullen we nooit weten. Wat ik wel weet, Fenna, is dat jij langer hoort te leven dan ik. Wat ik wel weet, is dat dit team bijna instortte toen Menno stierf. En wat ik zéker weet, Fenna, is dat dit team niet nog zo'n sterfgeval aankan. Menno's dood was.. Het was alsof de wereld instortte.."

"Dus je stopte," mompelt Fenna. Ze weet dat er meer meespeelde in de beslissing; dat Carla zonder de deal nooit de knoop had doorgehakt. Maar ergens voelt Fenna dat Menno's dood het begin was van het proces dat uiteindelijk leidde tot het einde van Carla's carrière.

"Dus ik stopte."

"Mis je het?" vraagt Fenna.

Het is lang stil voor Carla antwoordt. "Ja. Ja, ik mis het, maar het is fijn om meer tijd met Frits door te brengen. Het is fijn om een leven te lijden waarbij je niet altijd geconfronteerd wordt met het slechtste wat de mensheid te bieden heeft."

"Dat kan ik me niet voorstellen. Een leven zonder dit, zonder politiewerk."

"Dat weet ik. Dat is mede waarom ik de deal aannam. Het doet me goed te weten dat ik er levens mee heb gered. Levens die misschien verloren waren gegaan als dit team niet in de buurt was geweest om ze te redden."

"Veel van die levens zijn gered door onze idiote plannen," kan Fenna niet laten om op te merken.

"Ik heb nooit gezegd dat je manieren niet effectief zijn, Fenna."

"Ik ben niet Menno," gaat Fenna verder.

"Dat weet ik."

"En het is niet alsof ik het expres doe." Fenna gebaart naar haar gehavende lichaam. "Het gebeurt me gewoon. Ik weet niet waarom. Problemen en ik; wij lijken elkaar wel aan te trekken."

"Geloof me, dat heb ik gemerkt," glimlacht Carla. "Ik ben trots op dit team. Op de manier waarop jullie elkaar beschermen; alsof jullie niets te verliezen hebben. En ik ben zo trots op jou, Fenna. Dat je je open hebt gesteld voor dit team. Dat je van ze houdt, dat je ze blind vertrouwd. Ik weet hoe moeilijk dat voor je is."

Fenna's wangen kleuren rood. "Ik denk dat ik het fijner vond, toen je tegen me aan het schreeuwen was."

Carla lacht. "Ik schreeuwde niet."

"Wel een klein beetje," glimlacht Fenna. De deuren van het gebouw klappen open, maar het is het gevloek dat de aandacht van de twee vrouwen trekt. Het gevloek van een stem die Fenna meteen herkent die van Van Zijverden. Fenna dwingt zichzelf recht op te zitten. Ook al protesteren haar ribben pijnlijk in die houding.

Het zijn haar teamgenoten die als eerste in haar blikveld verschijnen. Gevolgd door Koster die een geboeide Van Zijverden voor zich uit duwt. Het groepje nadert de Mazda; onderweg naar de auto van Koster die achter hen geparkeerd staat.

Het gevloek stopt als Van Zijverden Fenna in het oog krijgt. Hij grijnst vals als hij haar aankijkt. Fenna weet dat ze er vreselijk uit moet zien. Zijn ogen glijden over haar lichaam en Fenna onderdrukt de neiging om haar armen om haar lichaam te slaan om het af te schermen.

Plotseling staat Evert voor haar. Al snel genoeg gevolgd door Liselotte en Bram die woordeloos naast hem komen staan. Samen vormen ze een menselijk schild dat Fenna aan Van Zijverdens priemende blik onttrekt. Fenna hoeft hen niet aan te kijken om te weten dat hun blikken zouden kunnen doden. "Zo trots," verzucht Carla fluisterend terwijl ze naar het team gebaart. Fenna rolt alleen haar ogen. Fenna hoort hoe het portier van de auto achter hen dichtslaat.

Evert draait zich om. Hij legt zijn hand op haar knie. "Zo, volgens mij wordt het tijd dat er iemand naar het ziekenhuis gaat."

Niet omkijkenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu