Hoofdstuk 17

114 6 4
                                    

"Hier!" roept Evert uit als Carla de afslag van de spoedeisende hulp dreigt te missen. Carla stuurt scherp in en Fenna voelt hoe zowel Liselotte als Bram hun grip op haar benen verstevigen. Zelf grijpt ze naar de hoofdsteun van de achterbank om te voorkomen dat ze van de achterbank vliegt.

"Niet te geloven," mompelt Bram. "Al honderd keer naar de eerste hulp gemoeten en dan nog steeds weg niet weten." Fenna glimlacht. Ze laat de hoofdsteun weer los en leunt tegen het portier. In de achteruitkijkspiegel vinden haar ogen die van Carla. De schrik is in Carla's ogen af te lezen. Haar ogen bieden een stille verontschuldiging. Fenna schudt alleen haar hoofd. Er was níéts aan de hand.

Haar ogen vallen weer dicht.

Carla parkeert de donkergekleurde Mazda pal voor de hoofdingang; dwars over het zebrapad. Het team besteedt er geen aandacht aan. Evert stapt uit aan de bijrijderskant en opent voorzichtig het portier van de achterbank. Hij buigt zich voor over en slaat zijn arm om Fenna's rug waarna hij zijn andere arm onder haar knieën door laat glijden. "Let op haar hoofd," zegt Bram.

Evert rolt met zijn ogen. Hij kijkt Bram strak aan. "Ik doe heus wel voorzichtig." Met die woorden tilt hij haar voorzichtig op. Fenna slaat haar armen losjes om zijn nek. Haar lichaam is slap. Maar als Evert haar aankijken, kijken twee bruine ogen terug. Evert slikt zijn zorgen in. "Geen protest?" vraagt hij. Evert had op z'n minst verwacht dat Fenna een poging zou doen om zelf te lopen.

Fenna's mond hoeken krullen een beetje omhoog. "Daag me niet uit," mompelt ze zachtjes. Een paar uur geleden had ze, ondersteund door Bram en Evert, de meters van Carla's huis naar de Mazda met gelopen. Voetje voor voetje had ze haar sneakers over de straatstenen vooruit geschoven. De armen van haar collega's om haar middel waren het enige geweest dat haar overeind hield.

Fenna had besloten zich nu te laten helpen. Hoe moeilijk ze het ook vond om toe te geven; lopen was geen optie. Fenna wil niets liever dan zich toegeven aan de vermoeidheid die al uren aan haar ogenleden trekt. Ze is klaar met vechten. Het is voorbij; ze is veilig nu. Dus laat ze haar hoofd tegen Evert's schouder zakken en laat zich naar binnen dragen.

De vrouw in de wachtruimte kijkt geschokt op als het team binnenkomt. De verpleegkundigen, daarentegen, werpen snel een blik op Fenna en handelen meteen zonder een spier te vertrekken. Evert legt Fenna voorzichtig neer op de brancard waarmee de verpleging komt aanrijden. "Wat is er gebeurd?" Een van de verpleegkundige kijkt Evert vragend aan terwijl zijn collega's Fenna onderzoeken.

Even weet Evert niet waar te beginnen; er was de afgelopen uren zoveel gebeurd. Vertwijfeld staart Evert naar de verpleegkundige die zijn vraag ongeduldig blijft herhalen. Liselotte legt een hand op zijn schouder. "Ze is van een balkon naar beneden geduwd. Ze is een meter of vier naar beneden gevallen. Gebroken enkel, vermoedelijk gebroken ribben," somt ze op. Dankbaar kijkt Evert haar aan. Zijn hand had inmiddels die van Fenna gevonden en hij streelt met zijn duim zachtjes over haar handpalm.

"Sorry, geduwd?!" vraagt de verpleegkunde verschrikt.

"Haar naam is Fenna Kremer, recherche," zegt Liselotte alsof dat alles verklaart. "Een paar jaar geleden heeft ze in coma gelegen na een explosie. Daar heeft ze hersenschade aan overgehouden."

"En epilepsie," mompelt Evert. Zo zacht dat alleen de verpleging en Liselotte het kunnen horen. Hij knijpt verontschuldigend in Fenna's hand, maar Fenna lijkt niets mee te krijgen van het gesprek tussen hem en de verpleegkundige. Toch voelt hij zich schuldig; hij had immers beloofd dit nooit te vertellen.

Als Liselotte er al van schrikt, laat ze het niet merken. "Ze kon tijdelijk niet lopen."

De verpleegkundige knikt langzaam. Dan begint hij orders te roepen naar de andere verpleegkundige rond Fenna. Langzaam komt de brancard in beweging. Evert kust Fenna's hand voordat hij die loslaat. "Wacht!" roept Liselotte hen na. De verpleegkundige kijkt hen afwachtend aan. "Ze is vanmorgen gedrogeerd en de wond in haar bovenarm is veroorzaakt door een glasscherf."

De verpleegkundige kijkt van Fenna terug naar Liselotte. "Mijn god," verzucht hij dan. "We houden jullie op de hoogte." De brancard komt weer in beweging en de verpleegkundige richt zich tot Fenna. "Mevrouw Kremer? Mijn naam is Lars Luiten. Maakt u zich niet druk. We zullen goed voor u zorgen."

Evert en Liselotte kijken de brancard na. "Over die epilepsie... "begint Evert.

"Dat wist ik," zegt Liselotte. "Die medicijnen die Fenna overal door het huis laat slingeren, zeggen Bram misschien niets maar mij wel."

"Waarom heb je niets gezegd?"

Liselotte haalt haar schouders op. "Dat leek me het juiste. Fenna is misschien roekeloos, maar ze zou ons nóóit in gevaar brengen. Ik wist zeker dat ze zou stoppen als de epilepsie niet meer in de hand te houden was."

"Fenna Kremer en stoppen?"

"Fenna Kremer en mensen bewust in gevaar brengen? Dat dacht ik niet. Bovendien jij wist het ook."

Evert knikt. "Ik was erbij toen ze een aanval kreeg. Blijkbaar is het één keer eerder gebeurd en daarna nooit meer. Ik moest beloven het niemand te vertellen."

Liselotte grinnikt. "Fenna heeft je zó om haar vinger gewonden."

"Echt niet!"

"Wat hebben jullie te verbergen? Jullie gefluister is erg verdacht," knipoogt Bram die naast hen is komen staan. Buiten probeerde Carla een plekje te vinden om de auto te parkeren.

"Niks," zegt Liselotte en Evert knikt instemmend. "We maken ons gewoon zorgen."

"Ik ook," zucht Bram. Hij slaat bemoedigend op Everts schouder. "Maar het is Fenna. Alles komt goed."

Niet omkijkenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu