Hoofdstuk 4

239 10 0
                                    

Daar loop ik dan. Door het donkere bos, om 12 uur 's nachts. Ik weet niet waar ik heen moet. Ik loop alsmaar rechtdoor met trillende handen, maar nog steeds geen spoor van Jens en de rest van de groep. Als ik ook maar iets hoor, schrik ik me meteen een ongeluk.

Maar dan, zie ik een stukje verderop, iets in de bladeren liggen. Het is een donker voorwerp, maar wel opvalland. Ik loop er naartoe, en dan zie ik iets wat me nachtmerries bezorgd. Een pistool. Maar niet zomaar een pistool. Een geladen pistool met een rode vlek erop. Op dat moment hoor ik iets achter me, maar dat zal wel een konijn zijn geweest, want het geluid verdwijnt snel.

Durf ik het? Durf ik dat pistool te pakken? Kom op, je bent geen watje, zegt een stem in mijn hoofd. Zonder enige twijfel pak ik het pistool op, en houd het stevig vast. Ik besluit terug te gaan. Maar wel mét het pistool. Ik draai me om, en laat het pistool vallen van de schrik. Er staat iemand recht voor mijn neus. Op nog geen 10 meter afstand. Ik blijf stokstijf staan. De persoon draait zich om en rent weg, het bos in. Snel pak ik het pistool op en ren weg. Ver weg. Ik ren en ren, en heb geen idee waar ik ben.

Dan zie ik in de verte een lichtje branden. Het kamp! denk ik meteen. Ik begin nog harder te rennen, maar als ik op de helft ben, gaat het licht uit. Ik ben zo bang, dat ik er alsnog heen ren. Dan zie ik vaag de hutjes verschijnen, en dat geeft toch een goed gevoel. Maar meteen na dat goede gevoel, denk ik weer aan Jens. Ik besef nu pas dat de groep flink in de problemen zit. Morgen ga ik verder zoeken. En ik zal hem vinden ook. Dat is mijn laatste gedachte, voordat ik het hutje in ga.

Horror kampWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu