Ik raak de man recht in zijn been. Schreeuwend van de pijn valt hij op de grond. Met grote ogen kijk ik ernaar. Dat ik dit durf. Als ik zo een tijdje blijf staan, voel ik me schuldig.
Ik ren de deur uit, opzoek naar Jens. De tranen rollen over mijn wangen. Het voelt niet goed om iemand zo'n pijn te doen. Maar aan de andere kant denk ik, hij heeft Jens ook pijn gedaan. Ik ren nog een klein stukje, en dan ben ik zo moe en uitgeput, dat ik bijna niet meer kan lopen.
Ik heb de afgelopen nachten ook zo weinig geslapen. Uit alle frustratie begin ik te roepen: "Jens! Jens! waar ben je? Geef antwoord alsjeblieft!" Natuurlijk weet ik dat het geen zin heeft, maar ik wil alles proberen wat mogelijk is. Ik weet het niet meer. Geen idee wat ik moet doen, of wat ik nog kan doen. Ik zal Jens niet vinden. Hoe erg ik dat ook vind.
Ik ga op een boomstam zitten, en leg mijn hoofd in mijn handen. Zo zit ik een tijdje. Totdat ik mijn naam hoor. "Jonas? wat doe jij nou hier?" Ik kijk op, en zie Daan staan. Een jongen uit mijn klas.
Erg dom dat ik het pistool op mijn schoot heb laten liggen, want Daan kijkt me ernaar, en pakt het op. Hij kijkt er vol bewondering naar. "Hoe kom je hieraan?!" vraagt hij. "Gevonden" mompel ik. "Er zijn docenten naar je op zoek man, weet je wel hoe lang je weg bent geweest?" Ik trek mijn schouders op. "Wat is er toch? Je bent afwezig de laatste tijd." "Wat denk je zelf? Mijn beste vriend is al dagen weg, en ik ben al dagen naar hem op zoek. Ik heb een man in zijn been geschoten, en eet de laatste dagen niets. Nog vragen?" Daan kijkt me met open mond aan."Mooi" zeg ik.
Ik trek het pistool uit zijn handen en loop weg. "Jonas, wacht nou man, ik wilde je helpen!" Ik doe alsof ik het niet hoor en loop verder, maar na een paar meter val ik op de grond, en wordt het zwart voor mijn ogen.