Hoofdstuk 5

46 9 67
                                    

5 september 1888

Een schrille gil doorbrak de stilte.

Nu de kaarsjes die ze eerder had aangestoken, waren opgebrand moest ze een paar keer met haar ogen knipperen om zicht te krijgen in de duisternis. De reden waarom ze wakker was geworden, ontging haar voor een moment.

Kreunend draaide ze zich op haar zij. Het liefst wilde ze verder slapen, maar dat was voor de tweede ijzige gil de stilte doordrong.

Met kippenvel op haar armen, kwam Eliza verward overeind. Haar hoofd draaide zich instinctief om naar de straat.

De derde schreeuw maakte haar pas echt wakker. 

Ze stond op en liep naar het raam, maar de straat was verlaten. Niemand, geen nachtbrakers, dronken mensen of zwervers, waren hier te bekennen. Zelfs de honden of de katten, die 's nachts de heersers van de straat waren, lieten zich vannacht ongehoord.

Voordat ze hier verder over na kon denken, ging haar aandacht uit naar de vrouw die om de hoek kwam gerend.

'Help!'

Ze rende door de straat en haar ogen keken angstig om zich heen. Ze riep om hulp, maar niemand hoorde haar noodkreten. De straat bleef doodstil. Of niemand werd hier wakker van... of men wilde hier geen gehoor aan geven.

Voor een moment stond Eliza aan de grond genageld, met haar ogen gericht op de jonge vrouw, bij wie de angst doorschemerde in haar stem. Het was haar onduidelijk wat er gaande was, maar ze kon deze vrouw niet in haar eentje laten lijden.

En dus kwam ze in beweging. Snel trok ze haar slippers aan en vervolgens rende ze haar kamer uit, de trappen af en overbrugde ze de afstand naar de voordeur.

Terwijl haar voetstappen door de hal weerkaatsten, kon ze de vrouw nog horen roepen. Toch bleef het huis verlaten, alsof haar grootouders er niet wakker van werden. Maar dat was niet mogelijk. Iedereen moest hier wakker van worden.

Eliza haalde de voordeur van het slot en de koude nachtlucht begroette haar toen ze naar buiten stapte.

Ze sloeg haar armen om haar lichaam om zichzelf te beschermen tegen de frisse kou. Haar ogen kneep ze samen en ze tuurde de duisternis in.

'Hé,' riep ze in de richting van de vrouw, die nu een eind verder de straat in was gelopen. Haar hoofd maakte nog enkele schichtige bewegingen, alsof ze zocht naar de vreemde stem die haar in deze nacht had begroet.

Eliza liep het trappetje af naar de straat. 'Kom naar binnen. Laat me je helpen,' riep ze richting de vrouw.

De vrouw, gekleed in simpele dienstkleding, draaide zich geschokt naar haar om. Met grote ogen keek ze haar aan. Haar lange donkere haar zat vol met klitten en viel langs haar gezicht. Haar gehele verschijning joeg Eliza enige angst aan. De vrouw zag er niet uit alsof ze bij volle zinnen was.

Misschien was dat de reden dat de meeste mensen in huis bleven.

Toch gaf ze de hoop niet op. Ze zag altijd het goede van mensen in,  zij wist immers hoe het was om beoordeeld te worden zonder dat men het gehele verhaal kende.

'Laat me je helpen,' riep ze richting de vrouw. 'Kom met me mee naar binnen. Dan krijg je een warme kop thee en zorg ik dat je de hulp krijgt die je nodig hebt.'

Ze deed enkele stappen in de richting van de vrouw. Ze had om hulp geschreeuwd, maar nu deze hulp haar aangeboden werd, kon ze alleen maar met grote ogen naar Eliza kijken, alsof ze niet werkelijk kon geloven dat iemand bereid was haar huis voor haar te openen.

In de enkele seconden die voorbijgleden, doorbrak geen enkel dier de stilte in de straat. Het voelde alsof ze alleen met deze vrouw op de wereld was.

De SchaduwordeWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu