Hoofdstuk 2

16 5 0
                                    

Die volgende ochtend had iedereen het vooral over wat er met de jongen was gebeurd, ze maakte grapjes over hoe hij bijna een drenkeling was en moest leren zwemmen voor als hij ooit overboord viel. Ik vond het minder grappig. Alhoewel ze me aan het porren waren en probeerde te betrekken in het gesprek, lagen mijn gedachtes heel ergens anders.


Het had even geduurd voordat ik mijn vader had gevonden, wat achteraf niet zo verrassend was. Hij zat aan de kust, verstopt tussen de rosten, samen met Rob te discussiëren over welke route ze het beste konden nemen en waar ze proviand konden inslaan.


'Mag- mag ik-?' Ik kwam niet boven hun kibbelende stemmen uit. Het water, dat luid tegen de rotsen aan sloeg, hielp ook niet. Ik schraapte mijn keel, toen ik mijn eerste woord had gezegd viel het pas op hoe de wind was gaan liggen en de zee stillag, waardoor mijn stem er harder uitkwam dan ik wilde.


'Mag ik even?' Mijn vader draaide zich met een ruk om, zijn kijkers die net zo donker waren als het natte zand, staarde recht in de mijne. 'Ik heb iets gevonden, maar ik weet niet wat ik ermee moet.' Ik haalde de opgevouwen kaart uit mijn zak en legde hem bovenop de andere die ze hadden uit gerold. Mijn blik bleef hangen op mijn vader zijn peinzende gezicht terwijl die over het perkament scande.


'Ik weet dat je moeder geen genie is, maar ze heeft je toch wel leren schrijven?' Niet de reactie ik had verwacht, alhoewel ik niet zou weten wat ik wel had verwacht. 'Sorry?' Was het enige antwoord dat ik kon uitbrengen terwijl ik net zo peinzend naar de kaart keek. 'Je kan schrijven en tekenen op lege stukken papier, dat heeft ze je wel geleerd toch?' Mijn hoofd draaide meteen overuren en probeerde wanhopig te bedenken waarom hij dat zou zeggen. Blijkbaar was het overduidelijk dat ik in gedachten verzonken was, want Rob probeerde mijn aandacht te trekken door zijn keel te schrapen.


'Is er dan iets anders?' Ik wist niet eens waar ik moest beginnen, of hoe. Ik stammelde en struikelde eerst over mijn woorden voordat er werd vertelt dat ik rustig moest ademen en weer opnieuw begon. 'Het is niet leeg, er staan tekens op, er staat een kaart op. Maar ik weet niet waar het naar wijst en had gehoopt dat jij het wist.' Rob trok een wenkbrauw op en mompelde dat hij niks zag. Mijn vader stemde met hem in.


'Maar ik lieg niet! Er staan poorten op en zeewezens!' Ze probeerde me al te onderbreken door me te vertellen dat ze niet dachten dat ik loog. Ondanks dat hun gezichtsuitdrukking iets anders zei. Mijn wijsvinger volgde de route van de kaart en omcirkelde elk detail dat er was en toch leken hun blikken op geen enkel moment te veranderen. 'En dan dit!' Ik rustte mijn vinger op een afbeelding van grote torens, allemaal beschermd door één grote muur, waarvan ik dacht dat het de eindbestemming was. 'En dit is waar het eindigt, een plek met grote torens, allemaal omringd door één grote muur, hij lijkt over de gebouwen heen te gaan, als een grote bubbel.' Dat laatste was wat mijn vader's ogen op deed lichten, hij stond in een oogwenk naast me terwijl Rob zijn hoofd begon te schudden. 'Weet je het zeker?' Ik knikte, wat blijkbaar genoeg was om hem te overtuigen want hij rolde beide kaarten op en trok me mee, dieper de rotsen in. Zijn stem werd stil en laag, bijna stiller dan gefluister, toen hij tegen me praatte.


'Je moet heel goed naar me luisteren Maris, niemand anders mag dit weten, de meesten van de bemanning weet dit niet eens.' Mijn oren waren gespitst, klaar voor elk soort verhaal dat hij op me af wilde gooien. 'De wereld is aan het veranderen. Reusachtige wezens zwerven over land en zee, ze vernietigen alles op hun pad. Vele landen zijn platgestampt en koningloos geworden. Sommige hoopte redding te vinden op zee, maar die vervloekte giganten lopen daar dwars doorheen. Ze hebben al veel vrienden en vijanden van me afgenomen Maris.' Er was me altijd vertelt dat de zee gevaarlijk was, dat alles buiten het rif en het kleine eilandje waar ik op was opgegroeid gevaarlijk was. Maar ik had nooit durven dromen dat dit de reden was, ik wist niet eens hoe ze eruit zagen, of wat ik me erbij moest voorstellen. Dankzij mijn rijke verbeeldingskracht was de minimale uitleg van mijn vader toch genoeg. Ik kon ze al in mijn hoofd rond zien struinen terwijl ze alles en iedereen op hun pad platstampten. Het was genoeg om mijn maag om te keren.

Verdrink meWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu