Hoofdstuk 6

11 5 0
                                    

Er was geen plan, eigenlijk was er niets behalve een wil en waar een wil is, is een weg. Tenminste, dat heb ik gehoord. We zouden samen uitzoeken hoe we mijn vader tevreden hielden maar hem ook ver weg van het verzonken land konden houden. Eerst stond er nog iets anders op ons lijstje, voornamelijk mijn lijstje. En dat was het ontdekken van alle diepzeesoorten die ik thuis nooit zou kunnen vinden. Toen we rond liepen, kwamen we al snel een bekend gezicht tegen. Alhoewel het alleen bekend voelde, omdat hij precies op Afon leek.


'Wat doe jij hier?' Maar zijn toon was alles behalve enthousiast, verre van zelfs, zijn stem klonk lager dan dat ik gewend was, diep als de onderwater watervallen waar mijn vader me ooit over had vertelt. 'Bron.' Was de man zijn enige antwoord. 'Maar wat doe jíj hier?' Zijn manier van spreken was bijna minachtend, maar misschien was dat ook wel logisch na dat ik Afon zijn reactie had gehoord, maar het stond me toch niet helemaal aan. 


Ze leken als twee druppels water op elkaar, de ene keek nog brutaler dan de ander, ik wilde niet eens weten hoe moeilijk het zou zijn geweest om deze kwajongens samen op te voeden. 'Dit is mijn broer, Stribog, hij kan ons helpen.' De man die naast hem stond had lichtere ogen, zijn neus stond scheef en zijn haren waren langer, maar als je daar niet op lette hadden ze elkaars spiegelbeeld kunnen zijn. 'Wil ik dat dan?' Ik had al mijn mond open gedaan, maar Afon was sneller.


'Zouden wij als broers niet op elkaar moeten letten?' De stilte was ongemakkelijk, ik wist niet zeker of ik iets moest zeggen toen ze elkaar strak aan bleven kijken. 'Het was maar een grapje, doe niet zo serieus!' En Stribog gaf hem lachend een klap op zijn rug die hard genoeg was om Afon een stap vooruit te laten doen. 'Ik doe het nog gratis en voor niets ook.'


'Heeft Stribog ook krachten?' Hij knikte en legde uit dat ze niet zo waren als die van hem. Terwijl hij water kon besturen en stormen kon oproepen, waren de krachten van zijn broer iets anders. Hij kon het laten sneeuwen, water bevriezen en datzelfde ijs vervormen en besturen. Een goede combinatie van krachten die hopelijk goed van pas kwamen.


'En nu wil ik weten waar Bron is.' Hij was zijn doel nog niet vergeten en had zijn armen over elkaar geslagen. Zijn haren, die onhandig en vluchtig waren gevlochten, leken niet mee te golven met het water, of wat voor andere magie er ook in de lucht zat, zoals bij Afon. 'Niet hier, hij is terug gegaan naar Aster.'


'Ik ben hier wel.' Ik meende vanuit mijn ooghoek te zien hoe we ons allemaal tegelijk omdraaide om te zien waar de stem vandaan kwam. Zijn gedaante was heel anders dan die dag op de markt. Zijn huid was grijs en liep bij zijn heupen over in zilverkleurige schubben, zijn tanden deden me denken aan die van een haai terwijl zijn sproeten over zijn hele lichaam liepen. Ze schenen nog steeds zoals toen ik hem voor het eerst had ontmoet. 'Ik had niet verwacht dat je al zo snel terug was.' Hij wees naar de tas die om zijn schouder hing, 'was wat vergeten.' Afon's blik gleed langs de andere twee mannen en trok een wenkbrauw op. 'Tuurlijk.' Ik besloot er verder niet op in te gaan en het onderwerp te veranderen.


'Weten jullie een manier om mijn vader hier weg te houden? Had je al een plan?' Het was niet moeilijk om mijn vader tijdelijk weg te houden, voorlopig kon ik gewoon doen alsof ik bijna het antwoord gevonden had en dat fout leek te zijn. Ik kon dat minstens een paar keer doen zonder dat hij er argwaan in zou krijgen. Maar hoelang ik dat vol zou kunnen houden wist ik niet. En ik wist ook niet zeker of ik die grens wilde opzoeken. 


'Waar doe ik eigenlijk aan mee?' Ik kon mijn eigen grinnik amper inhouden en kwam er nu pas achter dat ik dat even nodig had, het voelde goed om de spanning even van mijn lichaam af te hebben. Gelukkig duurde het uitleggen niet lang en waren we al snel terug bij het punt waarop we vastliepen.

Verdrink meWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu