Mijn gedachten dwarrelen, als bladeren op de wind,
Geen wonder dat ik hier in het duister geen enkel antwoord vind.
Gesloten zijn de deuren, gesloten en op slot,
Ik ren tegen glazen wanden op, schijn die mij bedot.Geen straaltje licht reikt tot in deze lege diepte in mijn ziel,
Nergens licht in dit paleis, dat tot een krot verviel.
Het dansen door het leven, dat ligt ver achter mij,
Nu glimlach ik nep, denken mensen: die is blij.Want niemand kijkt voorbij mijn masker, stevig op zijn plek,
Dat zou ik ook niet willen, daarachter ben ik gek.
Het zonlicht komt slechts tot mijn huid, binnen komt het niet,
Mijn ogen droef, mijn hart alleen, iets wat niemand ziet.Zonneschijn of schone schijn, in mijn geval gelijk,
Vanbinnen zit een schreeuw, en als ik jou aankijk,
Zie je misschien de wervelstorm, die mijn chaos is,
En zie je eindelijk, hoeveel ik alles mis.Want als de herfstwind de blaadjes van takken rukt,
De bomen buigt en struiken onder zijn kracht verdrukt,
Zo mangelt mijn ziel mijn domme, domme hart,
Dat niet weet, dat niet wil, dat het zich verhardt.
Onder al die storm en pijn, ligt het mooiste van de mens,
De creativiteit en liefde, en een levenswens
JE LEEST
Gedichtenbundel
PoetryHierin verschijnen gedichten die ik geschreven heb. Sommige zullen misschien (deels) in mijn boeken te lezen zijn. Het zijn vooral mijn gedachten en emoties die je leest. Het is kwetsbaarder dan mijn verhalen.