Een nieuwe morgen.

22 4 2
                                    

Met slaperig hoofd en waterige ogen,
Zag ik hoe hoog de zwaluwen vlogen.
Een glimlach kroop over mijn gezicht,
Ik draaide, kort, mijn hoofd naar het licht.

De zon, die net over de rand van de wereld kwam,
Schilderde de lucht, met de kleuren van vuur en vlam.
De wolken gebruikend om zich af te zetten,
Maakte hij met de afstand korte metten.

Niet veel later een gouden licht versprijdend,
Vervolgde hij zijn weg, menig bloem bevrijdend,
Van de druk van het zijn in de knop,
Om te gaan bloeien, na de winterstop.

Mijn pad vervolgend in een zee van licht,
Blij dat ik weer niet ben gezwicht,
Voor de verleiding van in bed te blijven,
En de negativiteit niet kunnen verdrijven.

Onmogelijke taken lijken op mijn weg te komen,
Zie ik nog bos of alleen maar bomen?
Kuilen en beren, door wat ik heb meegemaakt?
Door de verhalen van anderen in mijn hart geraakt.

Het leven lacht me toe, steeds meer en meer,
En al doen de ervaringen me soms nog zo zeer,
Ik beef en leef, ik lach en leer ervan,
Gewoon omdat ik weet, dat ik verder kan.

Niets is voor altijd waar, voor altijd echt,
Dat is de reden dat ik steeds weer vecht.
Elke traan of frons is is op zijn plek,
Dat maakt je mooi, en nimmer gek.

GedichtenbundelWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu