Starend in het donker, zoekend naar een punt van licht,
Wetende dat het gevoel vanbinnen, alleen daarvoor niet zwicht.
Geluiden van de nacht, ze staan allen aan mijn zijde,
Toch versteent mijn hart, het verdriet zijn geleidde.
Want wie heeft ooit bevroed, dat in de diepste nood aan slaap en rust,
De onrust met de angst en dan ook nog met depressie kust.
Samen vormen zij een onaanraakbaar front,
Zit ik voor ik het weet weer op mijn kont.
Genadeloos kijkt het drietal mij meewarig aan,
Hoe lang had ik gedacht te kunnen blijven staan,
In deze woelige stromen van het leven dat ik leid?
Alles is lucht en leegte, blijkt weer met de tijd.
Maar als najagen van wind en leegte mijn dagen o zo heerlijk vult,
Terwijl de zwarte leegte toekijkt met een oneindig groot geduld,
Tot ik neerklap met een smak, terug op aarde,
Zonder een waarschuwing, iets dat mij bedaarde,
God beware mij voor kwetsuren en het zwijgen van verstand,
Terwijl ik geheel alleen zit, hier, aan de waterkant.
Mijn gedachten dwalen, malen, stromen als het water aan mijn voeten,
Mijn bestaan in het voorbijgaan erkennen, ja, mij groeten.
Geen spoor van tranen op mijn gelaat,
Terwijl huilen mij toch nader staat,
Dan lachen, God, wanneer voor het laatst toch echt?
Voor of tijdens? Kan dat wel in dit gevecht?
En hoe lang moet ik nog strijden? Ik ben het vechten moe,
Kom, Morpheus, neem mij in je armen, toe.
Want slaap is de vergetelheid zonder drank,
Dat ik dan in de ochtend weer eens dank,
Waarlijk dankbaar voor de slaap die is geweest,
Want in de nachten die ik waak, worstel ik het meest.
Met mijzelf, de wereld en het leven dat veranderd,
En toch hetzelfde blijft, in zichzelf verankerd.
Laat mij tot slot zo zijn als het leven is,
Onverschillig en zonder gemis.
JE LEEST
Gedichtenbundel
PoetryHierin verschijnen gedichten die ik geschreven heb. Sommige zullen misschien (deels) in mijn boeken te lezen zijn. Het zijn vooral mijn gedachten en emoties die je leest. Het is kwetsbaarder dan mijn verhalen.