Nadat ik mijn fiets ergens in de struiken goed genoeg gecamoufleerd heb, waag ik me langzaam maar toch zo snel mogelijk in het donkerste deel van het bos. Ik zag daarnet al niet veel, maar nu kan ik even goed mijn ogen dicht doen. De zwiepende takken in mijn gezicht en de scherpe doorns die mijn kleren aan stukken rijten, maken het er ook niet gemakkelijker op. Eén keer val ik over een wortel en kom met mijn gezicht in een bosje brandnetels terecht. Tranen maken vieze vegen op mijn gezicht. Het liefst zou ik op de grond neerzakken en voor altijd blijven liggen, maar ik doe het niet, al is het maar omdat ik midden in de doorns zou gaan liggen. Na een tijd die een eeuwigheid leek te duren, merk ik ineens dat het lichter wordt. Is het bos minder dicht of is de zon gewoon opgekomen? Ik zou het niet weten.
Het huis verbaast me zo hard dat ik bijna rechtsomkeer wil maken en zo hard ik kan wil wegrennen. Ik was me na een halfuur nog steeds een weg aan het banen tussen de scherpe planten, als opeens de planten verdwijnen en er een gigantische open vlakte voor me opdoemt. Geschrokken blijf ik in het bos staan. In het midden van de vlakte staat een huis - of zeg anders maar kasteel - in zijn volle glorie op me neer te kijken. Het is prachtig: negen verdiepingen, grijze bakstenen, veel grote ramen waar licht uit komt en een plat dak waar volgens mij wel eens een dakterras zou kunnen zijn. Mijn mond valt open. Wat is dit voor een gebouw? Het komt niet eens in me op dat hier vijanden zouden kunnen zitten. Het enige wat ik nu wil is naar binnen gaan, warmte voelen en me een beetje opfrissen, voor ik mijn tocht naar waar dan ook verderzet. Automatisch stap ik het bos uit, de open plek op, alsof het huis me aantrekt als een magneet. Nu pas voel ik dat het regent. Het regenwater stroomt langs mijn gezicht en ik maak er gebruik van om mijn gezicht even proper te maken voor ik ga aanbellen. Meteen trek ik mijn handen terug als ik voel dat er losse flarden vel aan mijn gezicht hangen. Mijn handen zijn rood van het bloed. Snel veeg ik ze af aan mijn pyjamabroek, maar dan merk ik dat daar allemaal gaten en scheuren in zitten. O, en in mijn jas ook. Oké, laat ook maar, dan bel ik zo aan! Intussen sta ik bij de voordeur, die immens is, alsof er een zes meter hoog monster moet door kunnen. De gedachte bezorgt me kippenvel. Maar dan zet ik alle angst van me af en druk op de bel, die verbazingwekkend klein is in vergelijking met al de rest. In spanning wacht ik tot er iemand opendoet. En ik wacht. En wacht. Na ongeveer twee minuten sta ik nog voor de deur. Ik wil net kloppen - misschien is de bel kapot - als ik opeens achter de deur voetstappen hoor. Van meer dan één persoon. Het volgende moment zwaait de deur open. Ik wil net aan mijn uitleg beginnen (goedemorgen, ik ben verdwaald, zou ik me even mogen opfrissen? en meer van die onzin) als ik merk dat er niemand staat om tegen te praten. Is de deur vanzelf opengewaaid? Dat kan niet. Ik besluit dat ik dan maar binnen moet gaan. De deur is opengegaan, toch? Behoedzaam sluip ik het huis binnen. Met een enorme klap valt de deur achter me in het slot en als ik me geschrokken omdraai, kijk ik recht in de boze ogen van een jongeman. Ik spring achteruit, maar merk dan ook beweging op in mijn linker- en rechterooghoek. Even weet ik niet waar ik moet kijken en draai dus maar gewoon een rondje, wat er waarschijnlijk heel belachelijk uitziet, maar wat maakt het me ook uit? Ik heb genoeg gezien om te weten dat dit mijn laatste seconden zijn. Ik ben omsingeld door mensen van mijn leeftijd met allerlei vuurwapens. Geweldig! Een valstrik.
JE LEEST
Nothing to lose (#1)
ParanormalWat zou jij doen als je verwisseld werd met iemand die je niet bent? Als er opeens jacht op je wordt gemaakt terwijl je niets misdaan hebt? Als je je vijanden probeert duidelijk te maken dat ze de verkeerde persoon te pakken hebben, maar dat niemand...