Zomer

27 13 11
                                    

Met een tas die met de minuut zwaarder lijkt te worden, loop ik door de gangen van de school. Het is al best verlaten, maar dat is ook niet zo gek. Ik moest een toets inhalen en dus een uur na de laatste les vrij, heel irritant, maar het is nou eenmaal zo. Dat ik dan ook nog helemaal naar boven moet voor mijn kluisje, verpest het nog meer. Het is gewoon oneerlijk dat onze kluisjes helemaal bovenin het gebouw zitten.

Ik laat mijn tas op de bovenkant van de kluisjes rij vallen en open mijn kluisje waarna ik mijn jas eruit haal. Snel stop ik er nog wat boeken in vanuit mijn tas en loop dan met een veel lichtere tas naar de kleine trap naar beneden. Die komt niet in de aula uit, maar in een kleine gang waar direct een deur naar buiten zit.

Zo snel als mijn benen nog willen lopen na een hele dag school, loop ik de trap af. Het wordt buiten zelfs al schemerig, het is echt al veel te laat. Net voor ik bij de deur ben, zie ik in de hoek van de gang iets op de grond liggen. De schoonmakers zijn hier al geweest, dus heeft één van hun iets laten vallen? Ik raap het op en houd een boekje in mijn handen. Dat ziet er niet uit als iets van de schoonmakers. De zwart marmeren kaft is wel heel erg mooi.

Chris Winter.

Geen naam die mij bekend voorkomt. Er lopen hier wel meerdere mensen op school die Chris heten, ik ken alleen geen enkele die Winter van achternaam heet. Wel jammer dat de balie al dicht is, nu kan ik het niet naar de gevonden voorwerpen brengen. En ik zou het wel op de grond kunnen laten liggen, maar wie weet wie het dan vindt. Ik sla het schrift zonder te lezen open, maar merk wel gelijk dat het niet een schrift voor school gebruik is. Nee, dat is niet iets dat ik zo in de school laat liggen. Ik zal het morgen wel inleveren bij de balie voorin de school. Dan kan de echte eigenaar het boekje weer ophalen.

Ik rits mijn tas open en stop al lopend het schriftje voor mijn andere boeken. Meteen haal ik ook mijn fietssleutel uit het voorvakje en loop dan de buitenlucht in naar mijn fiets toe.

Na het avondeten loop ik met mijn tas naar boven toe om daar wat rond te hangen. Zin om aan school bezig te gaan, heb ik nu echt niet, maar ik kan wel alvast mijn spullen klaarzetten voor morgen. Dan kan ik in de ochtend weer wat langer in bed blijven liggen. Ik houd ervan om in de ochtend zolang mogelijk in bed te blijven liggen, hoewel het mijn moeder heel veel stress bezorgd. Die is bang dat ik te laat zal komen, wat negen van de tien keer met een paar minuten ook gebeurt. Voor de rest ben ik wel gewoon op tijd op school.

Ik haal mijn spullen van vandaag uit mijn tas, waarbij het schriftje er ook uitvalt. Voorzichtig haal ik hem van de grond af en leg hem op mijn bureau, naast mijn door die nieuwe jongen bekladde boek. Echt, ik leen nooit meer mijn spullen uit. Hij heeft wel een sierlijk handschrift. Net zo sierlijk als het schriftje heeft.

Aangezien ik morgen weer Nederlands heb, en ik mij nu afvraag waarom ik dat boek niet op school heb gelaten, laat ik die op mijn bureau liggen. Ik open mijn kastje met andere boeken en neem de vakken van morgen eruit, waarna alles van vandaag erin gaat.

Zorgvuldig stop ik het allemaal in mijn tas en, wacht. Ze hebben hetzelfde sierlijke handschrift.

Door de boeken die nog op de grond liggen, loop ik naar mijn bureau en houd het schriftje naast mijn bekladde boek. Dit komt zeer erg met elkaar overeen. De 'i' is op dezelfde manier gemaakt, net zoals de 'w' en misschien zijn er nog wel meer overeenkomsten, maar dan zou ik het schrift moeten openen. Waarom heeft iemand zoals hij zo'n schrift bij zich? En waar heeft hij het vandaan gehaald, bij Nederlands had hij niet eens een tas bij zich? Wacht, zijn jongens zakken al zo groot geworden dat er nu ook en schrift inpast? Dat zou echt gemeen zijn.

Met een half knagend geweten, open ik het schrift op de eerste pagina. Meteen een pagina die van begin tot eind is volgeschreven. Wat een lap tekst. Ik zie ergens een hoofdletter 'A' staan en tot mijn bevestiging, komt die vlekkeloos overeen met de 'A' op mijn boek. Dit schrift is van die nieuwe jongen. Hij heeft wel een toepasselijke achternaam, het pas goed bij zijn botheid. Echt, ik heb hem pas acht lesuren gezien, maar ik kan hem nu al niet meer uitstaan. Dat van Nederlands was nog niet eens zo heel erg. Hij begint zelf zelfs over een koud hart, blij dat hij het ook weet.

Ik doe het schrift weer dicht en stop het in mijn tas, net zoals mijn boeken. Nu hoef ik het in ieder geval niet naar de gevonden voorwerpen te brengen. Ik zal hem zijn schrift zelf wel terugbrengen. Niet dat het een wraakactie wordt, daar ben ik niet van, maar het voelt wel goed dat ik hem heb.

Wel blijf ik mij afvragen wat iemand met zo'n groot ego en zoveel praatjes met een schrift moet. Hij gebruikt ze niet eens in de lessen, waarvoor dan wel. Hij ziet er nou ook niet uit als iemand die graag dingen opschrijft en in dit schrift staan lappen vol tekst. Ik blijf het raar vinden, maar goed. Misschien kan ik hem wel teruggeven als hij beloofd mij voor altijd goed bij mijn naam te noemen. Dat is een goed idee. Zo ga ik het morgen doen, hij krijgt zijn schrift als hij mij dingen belooft, zwart op wit, ik moet hem wel kunnen geloven. Wraak maar ook weer niet helemaal.


Winter in de zomerWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu