Hoofdstuk 5

8 0 0
                                    

Drie manen later...

Zwartpoot woelde in zijn nest om een zachter plekje in het mos te vinden. Het was al bladval en het werd al snel kouder. Hij zuchtte. De laatste manen was Schaduwpoot steeds hardhandiger te werk gegaan in zijn pesterijen. Zwartpoot was bijna zijn oor kwijtgeraakt aan de donkere leerling. Hij was ook steeds vaker zijn nagels gaan gebruiken en sneller gaan schelden. Een keer zelfs waar de krijgers bij waren. Kiezelvlam, een oudere krijger, had de leerling een klap op zijn oren gegeven. Zwartpoot zuchtte. Hij bedacht steeds vaker om alles aan Droogster te vertellen, maar hij wist ook dat Schaduwpoot dat tot op zekere hoogte wel leuk zou vinden. Hij zou natuurlijk streng gestraft worden, hij had namelijk wel tig moordpogingen op zijn kerfstok staan, en twee keer was daar iemand bij omgekomen. De eerste keer Poelpoot en daarna Houtpoot, zijn bloedeigen broer. Maar dan zou hij Zwartpoots verklikking zien als teken dat hij gelijk had, en dat Zwartpoot een poesiepoes was. Hij zuchtte nog maar eens. Hij wou slapen. Morgenochtend had hij dageraadpatrouille met Tijgerstaart, Kiezelvlam en Vederpels. Gelukkig viel hij snel in een droomloze slaap. De volgende ochtend wekte Tijgerstaart hem al heel vroeg. 'Kom, de rest wacht op ons.' Geeuwend liep Zwartpoot zijn hol uit. Aan de ingangstunnel van de holte wachtten Vederpels en Kiezelvlam. Tijgerstaart voegde zich bij hen, even later gevolgd door zijn leerling. Vederpels wenkte hen met haar staart. 'Kom, we vertrekken.' Zwartpoot trippelde achter Tijgerstaart aan, in de richting van het Stormclanbos. De zon kwam nauwelijks boven de horizon uit. Zwartpoot rilde. De bladvalkilte was allesoverheersend. Zwartpoot snuffelde de lucht op. Hij rook konijn. Zijn oren trilde. Tijgerstaart knikte en Zwartpoot sloop het geurspoor achterna. Toen zag hij het diertje. Het scharrelde rond op de met bladeren bedekte bodem van het Stormclanbos. Zwartpoot spande zijn spieren en sprong. Het konijn piepte geschrokken maar Zwartpoot beet hem snel dood. Bedankt, Sterrenclan, voor het leven van de prooi. Het konijn tussen zijn kaken geklemd trippelde hij terug naar zijn patrouille. Toen hij uit het bos was zag hij de patrouille even niet. Tot hij met veel moeite onder de geur van het konijn door Tijgersyaart's vertrouwde geur opsnoof. Zwartpoot spurtte in de richting die de patrouille op was gegaan. Zwartpoot deelde het konijn met de rest van de patrouille en ze gingen weer op pad. Bij de Fretclangrens hield Zwartpoot enigszins in. 'Kom mee, Zwartpoot. Wij doen deze kant van de grens.' Zei Tijgerstaart. Vederpels en Kiezevlam draafden de andere kant op. Gedwee volgde Zwartpoot zijn mentor langs de boomrijke Fretclangrens. Soms stopte Tijgerstaart om nieuwe geurmarkeringen aan te brengen en dan snuffelde Zwartpoot de boslucht op of tuurde in het dichte Fretclanwoud. Hij had nooit geweten waarom maar sinds de eerste keer dat hij het Fretclanterritorium had geroken en gezien had hij een vreemde aantrekkingskracht tegenover het grote bos gevoeld. 'Zwartpoot? Ben je nog wakker?' Vroeg Tijgerstaart ongeduldig. 'O sorry, Berkvacht. Ik dacht aan de Fretclan.' Zei Zwartpoot. Tijgerstaart gromde wat. 'Nou, misschien heb je hier iets interessanter.' Bromde de orange kater. Nieuwsgierig trippelde Zwartpoot dichterbij. 'Ruik daar maar eens.' Zei Tijgersaart. En hij wees op een doodgewone boomstam die zich in het Stormclanterritorium bevond. Zwartpoot opende zijn mond en proefde de lucht rond de boomstam. Muskusachtig. 'Ik ruik iets... Maar ik weet alleen niet wat.' Zei Zwartpoot voorzichtig. 'Nou, ik vind dat het hier stinkt naar prooidieven!' Geschrokken deinsde Zwartpoot achteruit. Voor hem stonden vier Fretclankatten. Hun leider, de kat die geroepen had, deed een stap naar voren. Snel nam Zwartpoot hem in zich op. Het was een grote kater, wit, met grijze strepen en donkerblauwe ogen die hem niet erg vriendelijk aankeken. Aan zijn linkerflank stond een bruin gestreepte poes. Aan de rechter een donkerbruine kater met ogen als ijs. Een leerling stond naast hem. toen hij naar haar keek dacht Zwartpoot even dat hij zijn eigen weerspiegeling zag. Ze was zwart. Net als hij. Ze had dezelfde witte buik, borst en poten. Alleen haar ogen waren anders. Groen. Helder groen, terwijl die van hem amberkleurig waren. Aan de schrik in die groene ogen te lezen, toonde zij dezelfde verbazing. Zwartpoot's gedachten werden ruw verstoord toen Tijgerstaart de patrouilleleider groette: 'Asklauw. Een mooie ochtend voor een dageraadpatrouille, niet? ''Asklauw snoof: Dat zou het inderdaad zijn als er geen problemen waren, zoals prooidieven.' Op de laatste twee woorden legde Asklauw een ietwat overdreven nadruk. 'We hebben jullie prooi met geen poot aan geraakt.' Zuchtte Tijgerstaart. Asklauw kneep zijn ogen tot spleetjes. 'Wat deed HIJ dan op ONS territorium?' Vroeg de gestreepte kater uitdagend. 'Dat is jullie territorium helemaal niet!' Zwartpoot merkte dat Tijgerstaart zijn geduld verloor. 'O nee?' siste Asklauw. 'Nou, dan is dat het nu wel!' Met een woeste brul sprong hij op Tijgerstaart af. Opeens wemelde het bos van de Fretclankatten die op hen afstroomden. Ook Arendster, de Fretclanleider verscheen. 'Zwartpoot, haal hulp! NU!!!' Schreeuwde Tijgerstaart. Even had Zwartpoot een déjà vu. Hij was Kreekpoot en het was niet Tijgerstaart maar Wolfpoot die riep dat hij hulp moest halen. Zwartpoot bleef roerloos staan terwijl hij met grote ogen van angst toe keek hoe zijn mentor bedolven werd onder de Fretclankatten. 'NU, Zwartpoot!' Klonk het gedempt van onder de vele wriemelende kattenlijven. Zwartpoot vond zijn poten terug en holde weg in de richting van het kamp. Ondertussen kwam hij Vederpels en Kiezelvlam tegen en kort vertelde hij wat er aan de hand was. De oudere kijgers sprongen weg in de richting van het strijdgewoel. Hijgend stormde Zwartpoot het kamp binnen. Hij stormde naar Droogsters hol. De  leider miauwde geschrokken toen Zwartpoot zomaar zijn hol kwam binnengestormd. 'Zwartpoot, wat...' ' De Fretclan... valt aan... aan de grens... Tijgerstaart is daar...' Droogster wist genoeg. De bleekrode kater stormde zijn hol uit en riep: 'Stroomstaart, Donkeroor, Witvlek, Wolkstorm meekomen! Lijsterlicht, Donswolk, Dennenhart, neem jullie leerlingen mee naar de grens, de Fretclan valt aan!' Onder leiding van Droogster stormde de halve clan het kamp uit. Rietstorm, de medicijnkat, kwam aantrippelen. 'Je ziet er erg moe uit. Ga maar wat rusten.' Zwartpoot schudde zijn kop al voor ze was uitgesproken. 'Mijn mentor is daar nog. En mijn vrienden zomenteen ook. Mijn plaats is naast hem.' Rietstorm bleef hem nog even aankijken, haalde licht haar schouders op en trippelde terug naar haar leerling. 'Kom, Hertenpoot, we moeten alvast wat kompressen klaarmaken.' Even keek Zwartpoot haar na maar snel draaide hij zich om en stormde de krijgers achterna.

Hijgend kwam Zwartoot, een eindje achter de krijgers, aan bij de grens. Er was geen Fretclankat te zien en even was Zwartpoot in verwarring gebracht door de bijna lege open plek. Waren ze naar het verkeerde deel van de grens gegaan? Nee, hij herkende de boom waarachter Asklauw en zijn patrouille tevoorschijn waren gekomen. Er stonden maar twee katten. Een derde lag stil op de grond. Met een misselijk makende schok herkende Zwartpoot de stille gedaante. Het was Tijgerstaart!

Warrior Cats; De Laatste Clans; Schaduw In De StormclanWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu