Hoofdstuk 3

123 11 0
                                    


"Dus mijn kind, jij bent hier gekomen met vragen." Begint de oude man.

Ik kijk op van mijn broodje, van wat ik aan het genieten was, en kijk de oude man nieuwsgierig in de ogen aan. Hoe weet hij dat? Sky en de man hebben nog geen woord gewisseld sinds we binnen zijn. Ik had net zo goed een vriendin van Sky kunnen zijn. Ik slik me hap brood door en knik naar de man. Hij gaat rechter in zijn gemakkelijke stoel zitten en kijkt me aan.

"Je bent ver van huis, of niet soms? Hoe heet je kind?" Vraagt de oude man. Ik knik met mijn hoofd op en neer.

"Catharina, mijn naam ik Catharina." Zeg ik gehaaster dan de bedoeling is.

"Mijn naam is Conall, ik ben een wijze van dit dorp."

"Wijze?"

"Ja, een soort van oudste" Gaat Conall verder. "Dit is een oud dorp met oude gebruiken, hoe ouder je bent de meer respect je krijgt. Een oud man heeft veel meegemaakt en kan veel wijsheid overdragen aan de volgende generatie." Hij lacht naar mij.

"Waar kom je vandaan kind?" Gaat hij verder.

"Overal." Antwoord ik. "Ik ben als baby afgegeven bij een weeshuis en sindsdien heb ik overal gewoond. Ik weet hoe ik heet en hoe oud ik ben, en daar is alles mee gezegd." Ik went mijn gezicht af van Conall, een soort van schaamte gevoel zou ik het willen noemen. Hij knikt. "Maar ik ben hier niet om het over mezelf te hebben." Ga ik verder, Conall nu recht in zijn ogen aankijkend.

"Ow ja wel" Zegt hij lachend. Hij staat op van zijn stoel en loopt naar de kast achter hem. "Waarom zou je anders hier zijn?"

Ik bedenk me, moet ik het echt met deze man over de gebeurtenissen van de afgelopen maanden hebben? Hij zal me voor gek verklaren.

Plots gaat mijn aandacht naar een geur die me neus binnen dringt. Die geur, die bekende geur. De geur van onheil, de geur van de wezens, van mijn aanvallers. Ik zal die geur nooit vergeten, toen ik het voor het eerst rook. Ik sta recht op van de bank en merk dat Sky naast me ook ongerust word.

"Blijf maar rustig zitten, er is niks aan de hand." Hoor ik Conall zeggen, nu weer staand naast de stoel waar hij eerder op zat. Hij heeft een klein bruin doosje in zijn handen waarvan de deksel overeind staat. Ik weet bijna zeker dat de lucht daaruit komt. Conall gaat zitten en gaat met zijn hand in het doosje en haalt er iets uit wat lijkt op een kleine vlecht van haar.

"Hier pak maar eens aan." Zegt Conall tegen mij en hij rijkt zijn hand met de vlecht naar mij toe. Ik ga weer zitten en pak de vlecht aan, het is net groot genoeg dat ik het in één hand kan houden. Het haar is blond, zacht en dun, en nu ik het hier zo voor mij in mijn handen heb word de geur alleen maar sterker.

De beelden van de avond daarvoor met mijn aanvallers schieten door mijn hoofd. In een reflex gooi ik het haar van me af op de tafel voor me.

"Wat is dat?" Roep ik uit.

"Dat, lief kind, is het haar van het meest gevaarlijke roofdier dat er op deze aarde rond loopt. En jij bent ze tegen gekomen, of niet soms." Conall zijn ogen zijn van lief en vriendelijk naar onbevreesd en daadkrachtig gegaan. Hij kijkt mij recht aan in mijn ogen. Een lichte angst komt er over mij heen.

"Deze wezens, roofdieren, zoals je ze noemt. Wat zijn het?" Vraag ik Conall, niet wetend of ik het antwoord wil weten. Hij wacht even voor hij begint met praten, zijn antwoord aan het overwegen in zijn hoofd.

"Dit roofdier bevind zich al zo lang op de aarde als de mens zelf." Begint hij. "Het houd zichzelf in de schaduw, omdat daglicht zijn ware aard onthuld. Ze zijn snel, sterk, onbevreesd en moordlustig. Het rust nooit want het heeft geen slaap nodig. Het geen wat dit roofdier leid tot zijn moordlustige waanzin is menselijk bloed."

"M- menselijk bloed?" Stotter ik uit.

"De zintuigen van dit roofdier slaan op hol als er mensen dichtbij zijn, het zal ongetwijfeld gelijk in de aanval gaan. Het is de grootste voedsel bron van dit monster aangezien het niets anders kan consumeren, het eet geen voedsel."

"Als dit roofdier zo gevaarlijk is, waarom heb ik er dan nog nooit van gehoord?" "Dat heb je wel" Gaat Conall verder.

"Het valt alleen niet op. Zoals ik al zei dit wezen is al bijna zo oud als de mens zelf. Dat komt omdat we het zelf hebben geschapen. Deze roofdieren zijn zelf ook ooit mensen geweest." Mijn ogen worden groot van verbazing, ik wil iets zeggen maar wat.

"Geloof je in het goede en het kwade Catharina?" Gaat Conall verder. "Euh, hoe bedoelt u?" Niet wetend waar hij heen wilt met deze vraag.

"Het goede en het kwade, Jing en Jang, leven en dood." Gaat Conall verder. "De meeste mensen ervaren het als een verwoording of een gedrag, dat het goede altijd wint van het slechte. Maar wat nou als het goede en het slecht een belichaming hebben." Ik schud mijn hoofd in verwarring. Waar wilt hij heen met dit verhaal.

"Ga met mij mee terug naar het oude Transylvania. Ooit is daar een man geweest, op zoek naar wraak. Hij zocht een manier om zijn vijanden uit te schakelen en wou dit op de meest verschrikkelijke manier ooit doen. Hij zocht hulp door gebruik te maken van de zwarte kunsten, hij ontbood de demonen en duivels zijn wens te vervullen. Hij sloot een packt met de demonen voor kracht, kracht om zijn vijanden te vernietigen maar niet wetend dat er een verschrikkelijke prijs aan zat. Zodra de wens van de man vervuld was, was zijn ziel verloren. Hij mocht zijn krachten houden maar zou voor altijd in de grot moeten blijven waar hij de demonen opgeroepen had. Voor altijd met een dorst voor mensen bloed zou hij daar moeten wachten tot hij bevrijd zou worden. Iemand zou het verkloekte wezen moeten ontmoeten, levend moeten vertrekken uit de grot en weer terug moeten komen naar het wezen. Maar met de dorst voor menselijk bloed zijn er maar weinige geweest die de plek verlaten hebben. Uiteindelijk was er één die het wezen heeft ontmoet, weg ging en weer terug kwam. Ook opzoek naar kracht. Het wezen bood de man zijn bloed aan, als het bloed eenmaal gedronken was zou de man voor drie dagen de krachten van het wezen hebben, hij zou de kracht van honderd man hebben, zijn zintuigen exponentieel versterkt, snelheid nog sneller dan welk wezen dan ook en hij zou onsterfelijk zijn tenzij hij gevieren deelt zou worden. Drie dagen lang zou hij deze vloek op zich krijgen en daarna weer terug veranderen tot zijn menselijke gedaante, als hij de dorst voor mensen bloed kon weerstaan. Wanneer zijn lippen in contact zouden komen met menselijk bloed zou zijn ziel verkocht zijn aan het wezen en tevens zou hij in staat zijn door zijn beet anderen te veranderen in het vervloekte wezen dat hij zelf was. Het oorspronkelijke wezen zou vrij zijn om de grot te verlaten en zich te mengen onder de rest van de wereld even als de vervloekte man, tot dat het wezen besluit de man te ontbieden."




One of themWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu