1

605 25 9
                                    

Het daglicht was niet meer ver weg. Het zou misschien nog een tiental minuten duren voor de zon over de horizon zou komen, en al het slechts in de wereld weg zou wuiven. Toch waaide het, en voelde de lucht aan of het midden in de nacht was. Een koude nacht. Zo een waarbij je het liefst in je warme bed wil liggen en er zo min mogelijk van mee zou willen maken.

Milo begreep dat nooit. Was hij dan zo slecht. Maakte hij de wereld zo afschuwelijk? Moest het echt waaien, en koud en kill worden, overal waar hij kwam? Hij had dat idee niet. Hij wilde niets kwaads. Hij wilde alleen maar bij hem zijn. Hij wilde hebben wat hij was verloren. Dat was toch niet zo oneerlijk?

Hij leunde met zijn ellebogen op zijn knieeen toen hij in het raamkozijn was gaan zitten en staarde naar het grote bed. De jongen voor hem sliep. Milo had ook niet geweten wat hij had gedaan als hij nu wakker was geweest. De vorige keer was hij weg gelopen, wat Milo opzich snapte. Hij zou zelf waarschijnlijk ook weg gelopen zijn. Toch deed het pijn. Om zijn geliefde weg te zien lopen van hem. De angst die hij in zijn ogen zag als hij hem aankeek. Of nou ja, door hem heen keek dan. Het was Milo nog niet gelukt zichzelf te laten zien. Daarvoor moest Matthyas hem eerst willen zien.

Milo keek om zich heen. De zon zou bijna opkomen. Niet dat dat wat uitmaakte, maar hij was bang voor het licht. Hij was bang dat hij de uren die de mensen in het licht leefden zou verpesten. Hij was hier nog nooit tijdens het daglicht geweest, maar hij ging het vandaag proberen. Hij moest toch op een manier zichzelf aan Matthyas kunnen laten zien? Nee, de gedachte dat hij dat niet zou kunnen maakte hem kapot. Hij miste Matthyas. Hij wilde hem terug.

Milo staat op van het raamkozijn en verlaat het huis van zijn vriend. Zijn vriendje. Nee ze hadden het nooit beëindigd. Ze waren nogsteeds samen in Milo's ogen. Ze zeggen toch wel eens tot de dood ons scheidt? Matthyas zei altijd dat zelfs dood hen niet kon scheiden. En die woorden hielden Milo nu constant bezig. Hij liep een rondje om de boom in de tuin, en ging zitten op 'zijn' plekje. Lang zou het niet meer duren voor Matthyas wakker zou worden. Na een week probeerde hij weer naar zijn werk te gaan. Hij wist dat Matthyas het nogsteeds moeilijk had. Maar een aantal dagen na de begrafenis lukte het hem toch om op te staan, en weer naar zijn baan als werktuigbouwkundige te gaan. En gister was hij zelfs weer wat gaan drinken bij Koen thuis.

En Milo was jaloers geweest. Jaloers dat zij wel met zijn Matthyas konden praten. Zij hadden hem nog, en hij niet meer. Zij voelden zich slecht omdat ze Milo hadden verloren, ze moesten eens weten. Milo was iedereen verloren. Hij wist ook niet waarom hij het zichzelf aandeed om er steeds naar te kijken. Van alle duizenden plekken waar hij nu kon zijn was hij hier. Maar wat had hij aan de mooiste paradijzen, de sterren, het heelal, de diepste zeeën en alle andere wereld wonderen, als hij Matthyas kwijt was?

Na een tijdje hoorde hij geluid uit het huis komen. Hij stond op en liep door de voordeur, door de gangen die voor hem als thuis komen voelden. Alles was nog precies zoals hij het had achter gelaten. Deuren klapperden door de wind en alles werd een stukje donkerder als Milo de kamers passeerde. Hij liep naar de keuken. Daar stond hij. De jongen waar hij de hele nacht op had gewacht. Milo liep naar hem toe. Een ijzige wind ging langs het tshirt van Matthyas en de lamp knipperde. Hij draaide zich om en drukte zijn rug met een angstige blik tegen het aanrecht aan. En toen deed hij iets wat Milo een pijnlijke steek bezorgde. Iets waar hij de afgelopen dagen zo bang voor was geweest. Matthyas liep weg, dwars door Milo heen. Hij zag hem niet. Hij wilde hem niet zien. Want hoe kon Matthyas weten dat hij daar stond, dat hij hem kon zien als hij wilde? Milo was immers dood.

Heaven and Back Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu