Proloog

30 5 7
                                    

De man in het zwart liep langzaam door de verlaten straten van de stad. Moeiteloos vond hij zijn weg door het doolhof van straten. Hij droeg een lange zwarte keep waarvan hij de capuchon die over zijn hoofd had getrokken. Een donker schaduw tussen de schaduwen. Zonder een moment te twijfelen sloeg hij de voor hem bekende straat in. Een paar dagen eerder had hij er een onderzoek verricht.
De ingang was er één als alle anderen: een zware metalen deur, een stenen borduur. Hij hoefde geen blik op het symbool te werpen om te weten dat hij goed zat. Hij had het al zo vaak gedaan.
Hij bleef een ogenblik stilstaan, zich ervan bewust dat dit niet zijn hoofddoel was.
'Het is in het belang dat je het vindt!' Had Kryss hem op het hart gedrukt bij hun laatste ontmoeting.
'Ik weet het' had hij met gebogen hoofd geantwoord.
Zonder verder iets te zeggen had Kryss hel betekenis vol aangekeken, om indruk te maken.
Die trukjes werken bij degene die hem als een god vereren, niet bij mij.
Hij had eerbiedig gebogen en was weggelopen.
'Vergeet de deal niet!' Had Kryss hem nog na geroepen. De zwarte man bleef toen even staan. Hoe zou hij die ooit kunnen vergeten?
Met een diepe zucht nam hij zijn zwaard en gaf een trap tegen de deur. Hij was binnen.
Een geruis achter hem. Hij hoefde niet eens om te draaien. Zodra hij de woorden had uitgesproken, werd hij omgeven door een elektrisch geladen witte bol.
'Een magiër' prevelde iemand vol afschuw.
De man in het zwart grijnsde.

~andere pov.~

Adrass vergrendelde de deur. Het was alsof zijn adem in zijn keel bleef steken.
Hij legde zijn oor tegen het hout en luisterde. Het wapengekletter, geschreeuw, doffe smakken van neervallende lichamen maakten hem bang. Ze hadden hun ondekt.
De belangrijke dingen moest hij redden, maar wat was zo belangrijk dan? Potjes kruiden, mengsels en planten trokken zijn aandacht. Tot hij gekreun vanaf de tafel hoorde.
Het wezen, dat moest hij redden.
Zij telde meer hun eigen zielige leventjes. Zij was alles.
Dat is het doel, zij is het doel
Hij liep naar de tafel en maakte te lederen riemen los. Hij bevrijde haar en trok haar ruw recht met haar schouders. Hij schudde haar wakker. Een zachte kreun verliet haar mond toen ze bijkwam. Hij nam haar op zijn schouders en verdween een gang in. Hij slaagde erin om haar naar de muur te krijgen en om de muur open te schakelen. Een nauwe gang verhulde zichzelf aan de man en aan het wezen. Adrass zuchtte opgelucht. Drie splitsingen volgden, drie keer gokken of hij juist zat. Uiteindelijk kwam hij tegen de zwarte muur uit. Hij drukte een tegel in en een kamer verscheen voor hun neuzen. Hij duwde haar naar binnen en dwong haar om te blijven zitten tot hij terug kwam. Daarna sloot hij resuut de deur. En sloop hij terug naar de kamer. Hij deed de muren dicht en verzamelde een paar potjes kruiden. Toen vloog de deur plots open. De man in het zwart kwam grijnzend binnen. Zonder te aarzelen nam Adrass een zwaard. De man lachte en stak zijn zwaard vol in Adrass zijn borst. Doodstil viel de arme waker neer.
Het tijdperk van de wakers was afgelopen.

UntameableWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu