1. Ontwaken

22 5 4
                                    

Warm. Iets wat prikt, onder mijn rug, iets vochtigs. Een hel rode wereld om mij heen, en pijn, overal. Alsof ik verbrand word door een inwendig vuur, alsof iedere vezel van mijn lichaam het uitschreeuwt. Mijn ogen gaan langzaam open. De lege rode ruimte maakt plaats voor een fel wit licht. Snel knijp ik mijn ogen weer dicht. Na een tijdje probeer ik mijn ogen één voor één weet open te doen. Uiteindelijk is het witte licht verdwenen. Ik zie iets groens, er zijn verschillende sprieten, het is gras. Ik ga langzaam zitten. Al mijn spieren doen pijn. Ik bekijk mezelf. Slanke benen, slank lichaam over het algemeen en ik draag een witte tuniek. Rond de tuniek zit een soort lap met een hoesje eraan.
Waar ben ik? Geen antwoord. Ik pijnig mijn hersenen maar de plek komt me niet bekent voor. Ik lig in een grote weide en in de verte ligt er een oud gebouw wat in brand staat.
Wie ben ik? Weer geen antwoord. Alles is een grote leegte in mijn hoofd. Ik kijk rond mij en voel weer iets prikken in mijn rug. Het is dat ding aan die lap rond mijn middel. Ik haal het ding uit zijn schede. Het handvat past perfect in mijn hand. Het voorwerp is zeer licht. Het handvat is gemaakt van twee kronkelende wezens die om elkaar cirkelen. Op het metaal staan allemaal vreemde tekens. Ik haal het voorwerp door mijn hand. Ik trek meteen terug. Een lange rode streep bloed vormt zich in de plooi van mijn hand.
Het is een dolk. Zo heet dat wapen dus. Blijkbaar kan ik dat wel onthouden. Ik hang het terug aan de schede aan de riem.
Zo heet die lap! Zegt mijn inwendige stem. Ik sta op. Mijn spieren doen nog steeds zeer veel pijn. Ik kijk rond mij. Het smeulende gebouw lijkt verlaten. Dan zie ik ergens ver weg een streep.
Bomen? Omdat dat het enige is wat ik zie begin ik daar naar toe te strompelen. Als ik eindelijk bij de bomen aankom zak ik abrupt neer. Langzaam vallen mijn ogen toe.
Ik schrik wakker. Het licht wat eerst zo fel geel was is nu oragne-rood. Hoeveel tijd er voorbij is gegaan? Geen idee. Ik kijk rond mij in de hoop dat mijn dutje ervoor gezorgd heeft dat ik me terug iets herinner, maar nee. Alles voor dat ik wakker werd is een zwart gat. Ik zucht en ga staan. Mijn keel begint te branden. Langzaam ga ik wandelen. Ik kom aan een zilveren stroom die over de grond loopt.
Rivier. Fluistert mijn innerlijke stem mij toe. Ik bekijk het water en begin te drinken. Het brandende gevoel in mijn keel is weg.
Dorst, ik had dus dorst. Ik zie aan de overkant een bessenstruik. Mijn maag begint te rommelen.
Honger, ik heb honger. Om de overkant te bereiken moet ik over een paar stenen springen. Dat lukt me met gemak. Het verbaasd mij hoe lenig ik ben. Aan de overkant prop ik een aantal bessen in mijn mond. Dan komt er een idee in mij op. Zou ik iets herinneren als ik mijn gezicht zie?
Bang en langzaam ga ik naar het wateroppervlak. Ik zucht diep en kijk naar mezelf in het water. Zoals ik al verwachtte is het een gezicht van een vreemde. Ik bekijk mezelf. Blonde golvende haren met felblauwe stroken ertussen. Een ovaal gezicht met een kleine neus en een gewone mond. Maar hetgene wat mij het meest intrigeert zijn mijn ogen. Een van de twee is fel blauw terwijl de andere vurig paars is. Dat is een duidelijk kenmerk voor mij. Misschien herkent iemand mij daaraan. Dan hoor ik stemmen achter de struiken. Snel sluip ik dichterbij. Ik gluur tussen de struiken en zie twee mannen staan. De ene heeft een zwart ooglapje voor zijn ogen. De andere heeft overal Gele vlekken op zijn huid. Die met het ooglapje smeert iets over de andere zijn huid en de gele vlekken verdwijnen. Verbaasd kijk ik toe.
De man met de vlekken is ziek. Vertelt mijn verstand mij. Ze praten in een onbekende taal, toch kan ik vluchtig een paar woorden verstaan.
"Moeten...verspreiden...kassaar... bevolen."
"...kan...meer! Iemand is hier!"
Oeps, ontdekt. Vluchtig neem ik mijn dolk. Van achteren word ik ineens geduwt. Ik val op de grond, mijn dolk ligt ver weg.
"Jammer hé, je zou toch al dood zijn binnen twee dagen. Wat zou een zielig meisje als jij nou doen?"
"Dat vind je wel leuk hé? Vechten tegen meisjes!" Roept een onbekende uit. Uit een struik springt een ridder. Zijn cape wappert in de wind. Snel haalt hij een soort dolk, maar dan langer uit de schede en vecht tegen de twee mannen.
Zwaard, zo heet de lange dolk.
De derde, de zieke, maakt gebruik van de gelegenheid en valt de ridder aan in de rug. Snel gris ik mijn dolk van de grond en spring voor de ridder. Behendig pareer ik de slag van de zieke. Verbaasd kijk ik naar mijn dolk. De zieke ligt op de grond. Ik ga rap weer zitten en de ridder dood de zieke. Ik grijp naar mijn mond. Ik zie de ridder en de overgeblevene vechten.
Pareer-steek-draai.. uit hun bewegingen zie ik dat ze een soort dodendans doen. Ik kan zelfs voorspellen wat ze nog gaan doen. Dan zie ik dat de ridder de borst van de man doorboord. Het ergste is dat ik even in de ogen van de ridder vermaak zie zitten. Alsof hij ervan genoot. Daarna storm ik op hem af en geef ik hem een knuffel. "Dankje..." komt er moeilijk uit mijn mond. Na een tijdje voel ik ook twee armen op mijn rug.

Heyyyyyy
Hfdst één, kga snel verder !!!

UntameableWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu