I should hate you

164 18 2
                                    

Het waait best hard en aan de wolken te zien, gaat het straks regenen. Ik besluit naar het parkje te gaan dat een paar straten verderop ligt. Ik zet mijn koptelefoon op en zet het volume zo hard, dat ik niet meer kan horen wat er om me heen gebeurd. Ik steek de straat over, ga naar links en loop het park in. Ik loop naar een vrij bankje en staar naar het vijvertje. Ik heb de laatste paar dagen amper gedacht aan mijn ouders. Liz is zo lief voor mij geweest de laatste paar dagen. Ook al was ze er niet altijd, ze is er vaker voor mij geweest dan mijn echte ouders. Ik rits mijn rugzak open en pak mijn boek eruit. Ik sla het open op pagina 153 en begin verder te lezen. Boeken geven mij altijd het idee dat ik nooit alleen ben. Ik kan me dan helemaal afsluiten van de echte wereld en me verplaatsen in een ander.


Ik word uit mijn gedachte gehaald door iemand die op mijn schouder tikt. Ik draai me om en verbazingwekkend is het Luke. Hij kijkt heel onschuldig, maar als ik langs hem kijk, zie ik Calum en Ashton staan. Ik sta op en wil weg lopen, maar Luke pakt mijn bovenarm vast. "Wat?" vraag ik geïrriteerd. Calum en Ashton komen naast Luke staan en kijken hem verwachtingsvol aan. "Waar wacht je nog op Luke?" zegt Ashton en maakt een gebaar dat hij iets moet doen. Luke aarzelt even en kijkt nog een keer naar Ashton. Hij slaat met zijn vuist in mijn gezicht en duwt me, waardoor ik mijn evenwicht verlies en in de vijver val. Even wordt het zwart voor mijn ogen, maar dan grijpt een hand mijn pols vast. Ik word omhoog getrokken en kom boven water. Ik hap naar lucht en zie dat een meisje van mijn leeftijd me geholpen heeft. "Gaat alles wel goed? Ik heb de gezichten van de jongens niet kunnen zien, maar we zullen ze vinden en ze terugpakken." zegt het meisje met grote ogen. Ze wijst naar mijn neus en je raadt het al. Mijn neus bloed en het is helemaal opgezwollen. Ze bied me aan om me naar het ziekenhuis te brengen, maar ik wijs het af en zeg dat het allemaal wel goed komt. Ik loop naar het bankje en ik zie dat mijn boek weg is. Net toen ik dacht dat mijn dag niet nog erger kon, begint het te regenen. Ik ren met mijn lege rugzak naar huis. Net voordat ik naar binnen wil lopen, bedenk ik een smoesje waarom mijn neus zo bloedt en opgezwollen is.


Ik doe de deur open en zie Liz in de gang staan. Ik ren naar boven, ga mijn kamer in en doe de deur op slot. Ik loop naar de spiegel en zie nu pas hoe erg het is. Mijn hele gezicht zit vol vegen met bloed en mijn neus is 2 keer groter dan normaal. Ik begon net te denken dat het pesten minder zou worden, maar blijkbaar ben ik nog niet genoeg gestraft. Voor wat eigenlijk? Voor het zijn wie ik ben? Ik trek mijn natte kleren uit, smijt het op de grond en doe mijn sweater en joggingbroek aan. Ik hoor geklop op de deur, maar ik reageer niet. Ik maak mijn gezicht schoon. Ik hoor weer geklop en doe dit keer wel open in de veronderstelling dat het Liz was, maar het is Luke.


"Ik moet je naar het ziekenhuis brengen van mijn moeder, dus schiet op en kom zo naar de auto" zegt Luke alsof er niets gebeurd is. Ik sla de deur weer dicht en kijk nog een keer in de spiegel. Ik raak mijn neus aan en het doet zo ontzettend veel pijn. Ik pak mijn telefoon en loop naar beneden. Liz is nergens meer te bekennen en ik zie Luke al in de auto zitten. Ik loop naar de auto en overweeg eerst nog om achterin te zitten, maar dat laat hij niet toe. Ik doe de autodeur open en ga in de auto zitten. Ik kijk uit het raam en we beginnen te rijden. De hele rit is het stil en gelukkig is het ziekenhuis hier heel dichtbij. Luke loopt richting de receptie en de vrouw achter de balie vertelt ons dat we in de wachtkamer kunnen zitten. Ik neem plaats naast een oud stel en Luke gaat naast me zitten.


Na een half uurtje zijn wij aan de beurt en lopen we een kamertje in. De dokter stelt me een paar vragen over wat er is gebeurd en ik probeer het zo vaag mogelijk te houden. De dokter doet een paar testjes en komt dan tot de conclusie dat mijn neus gebroken is. Ik moet een hele stomme pleister op mijn neus voor 6 weken en hij geeft me wat pijnstillers mee. Ik loop weer richting de wachtkamer en gebaar naar Luke dat we klaar zijn. We lopen samen naar de auto en stappen in. Luke staart voor zich uit. "Ga je de auto nog starten?" Vraag ik geïrriteerd.


"Het spijt me"


Ik kijk weg en herhaal mijn vraag nog een keer. Hij pakt mijn bovenbeen vast en ik schrik meteen weg. "BLIJF VAN ME AF" Schreeuw ik. Ik doe de deur open en loop huilend weg. Even dacht ik dat hij mij zou volgen, maar dan zie ik hem wegrijden.

My sweet bullyWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu