Hoofdstuk 3

202 10 7
                                    

Ik heb geen idee wie het zei en wat het betekent, maar na een paar seconden, die voelen als uren, verdwijnt het pistool. Een soort gegrom klinkt achter me, en vertelt mij dat de pistooldrager nog woedend is.

Wetende dat er op dit moment geen moordwapen tegen me aan is gedrukt, focus ik me weer op Lizzy. Tot mijn schrik zie ik dat ze is flauwgevallen. In paniek stoot ik haar aan en herhaal haar naam een aantal keer. Ik had niet door dat er iemand naast me stond tot ik een por tegen me aan voel.

"Opstaan. Nu." Klinkt een zware stem. Ik herken zijn stem. Hij was diegene zei 'claim'. Hij zorgde ervoor dat het pistool bij vandaan kwam. Ik kijk omhoog om zijn blik te vangen. Hij is een van de woordvoerders. Zijn blik staat neutraal. "Ze is flauwgevallen en reageert niet!" Zeg ik gefrustreerd.

Voordat hij antwoord kan geven voel ik haar lichaam bewegen. Ik draai me snel om en zie dat een onbekende jongen haar optilt. "Wacht, waar ga je heen?!"

Ik wil hem achterna lopen, maar een hand op mijn schouder weerhoudt mij daarvan. Ik trek me los, maar voor ik een stap kan verzetten voel ik de grond onder me vandaan glijden. Een klap op mijn buik bevestigt het: ik ben opgetild en lig over de schouder van de jongen.

"Zet me neer!" Gil ik boos. Hij reageert niet, maar loopt enkel weg. We verlaten het sportgebouw en bewegen richting de parkeerplaats. Daar staan 4 zwarte busjes en ik zie dat er leerlingen in worden geduwd.

Ik wil op zijn rug slaan, net zo lang tot hij me los laat, maar het zwarte voorwerp dat uit zijn broek steekt weerhoudt me hiervan. Wanneer we zijn aangekomen bij de busjes word ik eindelijk neergezet, om daarna in de auto geduwd te worden. Ik verwacht een dichtslaande autodeur te horen, maar in plaats daarvan voel ik een lichaam aan de zijkant van de mijne drukken.

Ik kijk opzij en zie dat hij naast me is kom zitten. Ik vind dat ik veel te dicht tegen hem aan zit en schuif zo ver mogelijk naar links. De auto wordt gestart en de motor bromt. Ik trek aan de deurklink, maar die zit op slot. Natuurlijk.

"Die gaat niet meer open hoor." Gniffelt hij. Ik rol met mijn ogen. "Doe dat niet." Klinkt zijn strenge stem. Ik rol mijn ogen nogmaals. "Ik zei: doe dat niet." Klinkt stem, nu ineens dreigend dichtbij.

Ik draai mijn gezicht om en kijk hem boos aan. Ik wacht even, en dan rol ik expres nog eens met mijn ogen. Wat denkt hij wel niet? Voor ik mijn hiermee klaar ben, grijpt hij mijn kin vast en zegt met een lage stem: "Doe dat niet. Als je mij nog eens disrespecteert op zo'n manier zal ik je straffen. Vanaf nu luister je naar mij. Begrepen?".

Hij komt erg intimiderend over, met zijn gebogen houding, sterke blik en getrainde lichaam. Zijn spieren zijn aangespannen, alsof hij klaar is om aan te vallen. Ik knik, zover zijn hand dat toelaat, voorzichtig en zeg niks terug. Hij laat mijn kin los en zegt: "Je leven zoals je dat kende, is voorbij. Je bent nu van mij en je gedraagt je naar mijn regels.".

Ik grinnik en zeg: "Oh kom op, meen je dit echt? Ook al zijn jullie nog zo goed: de politie vindt ons wel. Je hebt je gezicht laten zien, op camera nota bene! De kentekens staan op beveiligingscamera's en jullie hebben zo'n 400 getuiges achter gelaten. Waarschijnlijk zijn ze nu al op zoek.".

Ik verwacht een woedende blik te zien, maar zie enkel een glimlach op zijn mond. "Dit is niet de eerste keer dat we dit doen. Deze business hebben we al jaren, en we worden nooit gepakt. Geef die hoop maar op, we hebben overal contacten." Door de zelfvoldane blik in zijn ogen weet ik dat hij gelijk heeft.

"Wat voor business?". Weer glimlacht hij. "Kom op, je bent niet dom. Wat denk je zelf?" "Wat de meisjes betreft kan ik het wel raden, maar wat willen jullie met de jongens?"

Zijn arm gaat omhoog en ik voel zijn hand strelend over mijn wang gaan. Met een walgende blik keer ik mijn hoofd van hem weg. Hij doet zijn mond open en zegt: "De jongens gaan werken voor ons. Net waar we ze voor nodig hebben. Verkoop, rekruteren, noem maar op. Hangt van de persoon af, en van onze bui." Het laatste zegt hij met een scheve glimlach.

Hij knipoogt en focust zich dan op de bestuurder. "Wij gaan direct naar het huis, begrepen?" Zegt hij met een bazige ondertoon. "Ja, baas." Komt het antwoord van voorin.

De jongen naast me, waarvan ik de naam nog steeds niet weet, glimlacht en zegt: "Zo moet je mij dus behandelen, neem hier een voorbeeld aan." Ik wil met mijn ogen rollen, maar houd me net op tijd in.

"Wat is je naam?" Besluit ik te vragen. Hij lijkt verbaasd, maar geeft dan toch antwoord: "Bas." Zegt hij. "Bas?" Hij blijft even stil, kijkt me onderzoekend aan maar zegt dan: "Bas ja, kort voor Sebastiaan."

Ik knik en kijk uit het raam. Ik herken alles, we rijden de stad uit. Ik probeer de weg te onthouden, sluit hem buiten.

"Wat is jouw naam?" Ik reageer niet en blijf uit het raam staren. "Wat is jouw naam?" Ik wil mijn naam niet geven, alsof dat mijn enige machtsmiddel nu nog is. Dit wil ik niet afgeven "Reageer. " Het laatste zei hij op een op een lage toon. In gedachten rol ik weer met mijn ogen.

Plots voel ik een hand op mijn been. De hand gaat richting mijn knie en maakt daar kleine cirkeltjes. Ik sla onmiddelijk zijn hand weg en geef hem de meest vuile blik die ik kan opbrengen. Het enige wat ik terug krijg is zijn stomme grijns. Als blikken konden doden was hij nu al twintig keer dood geweest.

"Voor de laatste keer, wat is je naam?" Terwijl hij dit zegt heeft hij zijn hand alweer op mijn knie gelegd. Weer sla ik zijn hand weg.

Het lijkt alsof zijn hand magnetisch verbonden in aan mijn been, want voor ik het weet ligt zijn hand alweer op mijn knie. Hij ziet dat ik deze opnieuw wil wegslaan en grijpt mijn kin vast. "Ik vraag het niet nog eens. Jij gaat naar me luisteren, anders gebeuren er slechte dingen met je mooie gezichtje van je." Klinkt zijn lage, intimiderende stem.

"Diana."

TrappedWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu