Deel 1

1.6K 40 10
                                    

 Lieve volgers die mijn verhaal Misschien niet Voor Altijd hebben gelezen... dit is NIET  (niet. NIET!) het nieuwe verhaal dat ik binnenkort zal beginnen. 

Een aantal van jullie zal Heden en Verleden nog niet hebben gelezen, maar ik ben het enkele maanden geleden begonnen en het is ook al geruime tijd afgerond (op het forum). En nu dus ook op wattpad! Ik zal iedere dag een deel plaatsen :)

De schuingedrukte delen tussen [[[ en ]]] spelen zich eerder af, maar het wijst allemaal voor zich. Het verhaal is vanuit meerdere perspectieven geschreven en dit staat duidelijk vermeld. Veel leesplezier!

-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------




 Proloog - Ik hoor hoe er op de deur wordt gebonsd. Er klinkt gebrul en geschreeuw buiten de donkere, koude kamer. Tranen stromen over mijn wangen, ik heb doodsangsten uitgestaan en werd keer op keer door wanhoop, woede, pijn, afkeer en een onbeschrijfelijke angst tot een punt gedreven waarvan ik dacht dat het het einde was. Maar nu zal het veranderen. De tranen zijn niet alleen gevuld met angst, maar ook met hoop. Met het verlangen dat dit voorgoed voorbij is. Er klinkt nog één luide klap, waarna de massief houten deur deels gespleten en versplintert open vliegt. Doodsbang maar tegelijkertijd ook zo opgelucht druk ik mezelf tegen de muur. 



-----Wolfs-----

"Eva, Wolfs..." Mechels laat haar ogen door het kantoor glijden. Twee hoofden schieten bijna gelijktijdig omhoog, de mijne en die van mijn collega. "Mijn kantoor, ik heb iets voor jullie..."

"Opslag?" Mompel ik grinnikend tegen Eva. Mijn jongere collega werpt me echter pesterig een geïrriteerde blik toe en loopt zonder verder omkijken naar het kantoor van Mechels. Ik trek mijn gezicht weer strak in de plooi en volg haar het kamertje binnen.
"Bij een inval vanochtend is Mirte Schuurman gevonden... Ze verkeerd in zeer slechte conditie." De hoofdinspecteur rijkt ons beide een mapje aan. Ik weet dat het naast informatie ook enkele foto's van het slachtoffer en de omgeving waarin zij werd aangetroffen bevat. Doch is de naam van het meisje genoeg om bij mij een lampje te doen branden en ook Eva laat het onaangeroerd in haar handen.
"Is dat niet die zestienjarige die vorige maand als vermist is opgegeven?" Weet ik mij voor de geest te halen. Helaas hadden we toen geen enkel aanknopingspunt en na veel verwoede pogingen het meisje te vinden, werd de zaak op lager vuur gezet.
"Is ze verkracht?" Vraagt Eva niets verbaasd. De wijze waarop Mechels zojuist duidelijk maakte dat Mirte in een slechte toestand verkeerde insinueert een dergelijke gedachte. Even houdt Mechels haar adem in en knikt.
"Onder andere... veel sporen van geweld. Momenteel wordt ze nog in slaap gehouden, maar lichamelijk zal ze er weer bovenop komen."
"Wat hebben we gemist?" Leeg staart Eva voor zich uit. Ze weet als geen ander wat het meisje mee heeft moeten maken. Ik zie haar slikken, maar ogenschijnlijk kalm en professioneel als altijd herpakt ze zichzelf.
"Verwijt jezelf niets, Eva." Mechels wacht het minimale knikje van mijn partner af voor ze haar opdracht hervat. "Vanmiddag om één uur hebben we een extra briefing. Ik wil dat jullie álles doornemen en alvast de belangrijke punten noteren, want hoe dan ook, ik wil die man hier op het bureau."
"Natuurlijk, mevrouw Mechels." Knik ik, terwijl ik Eva voorzichtig bij haar arm pak. Haar blik staat nog altijd op oneindig. "Kom..." Fluister ik in haar oor en duw haar voorzichtig voort. Enigszins beduusd volgt ze me en ploft neer in de bureaustoel aan haar bureau. Hoewel ze uitdrukkingsloos begint te lezen, zie ik dit al na enkele seconden veranderen. Wat haar dwars zit weet ik niet, blijkbaar wil ze het ook niet delen, maar zorgelijk is het wel. Normaal praat ze de oren van mijn kop met al haar theorieën, nu is ze plots afwezig en totaal niet spraakzaam.
Het zou overbodig geweest zijn om te vragen wat ze wil drinken. Glimlachend zet ik een glas chocomel op de hoek van haar bureau en neem zelf een slok uit een mok dampende koffie. Aan de papieren in het mapje te zien is er niet heel veel informatie beschikbaar, toch zet ik m'n bril op en neem me voor geen letter over te slaan.
"Wolfs..." Al na een krappe vijf minuten heeft Eva alles gelezen, gezien, en nog eens gelezen. Nog een derde keer, om er zeker van te zijn. Ik hoor de twijfel in haar stem, het lijkt alsof ze maar met moeite mijn naam over haar lippen krijgt. Na een korte stilte, ingespannen worstel ik me nog door een van de laatste stukken, kijkt ze me enigszins hulpeloos aan.
"Hmmhm?" Murmel ik vragend. Wat er met dat meisje is gebeurd is onbegrijpelijk, zoiets raakt me diep. Ook al heeft ze er nog niets over kunnen vertellen. Ze is uiteraard wel onderzocht en de bevindingen van de artsen liegen er niet om. De schoft die tot zoiets gruwelijks in staat is, mag van mij een langzame, pijnlijke marteldood sterven. Nog heel even probeer ik mijn concentratie vast te houden om ook de laatste alinea feilloos in m'n geheugen te prenten.
"Wolfs... Dit.. Di's..." Eva komt niet uit haar woorden. En dat is niets voor haar. Snel neem ik de laatste paar woorden door voor ik me tot haar wend.
"Eva!" Stamel ik geschrokken. Haar gepijnigde blik dringt pas door wanneer ik haar gezicht zie. Haar ogen staan droevig, ze zit er een beetje verloren en verstijfd bij. Het is een houding die ik niet zo goed van haar ken. "Wat is er aan de hand?"
"Het is verdomme alsof ik mijn eigen dossier lees!" Perst ze met grote moeite tussen haar lippen door. Zonder er bij na te denken sta ik al naast haar. Verontrust streel ik over haar schouder en gebaar haar even mee te lopen. Wat er in haar omgaat weet ik niet, maar ik zie dat de tranen hoog zitten en ik zoek een rustige plek op om te voorkomen dat ze midden op de werkvloer breekt. Dat wil ik haar besparen.
"Wat is er allemaal aan de hand, Eef? Wat bedoel je?" Voor zowel mijzelf als voor haar neem ik een glas water mee en als we eenmaal zitten, veeg ik een traan van haar wang. Mijn hand wuift ze al snel weg, op de werkvloer is ze altijd de professionele, weinig emotie tonende Eva. Dat zie ik langzaam weer terugkomen, de radeloze blik ebt weg nu we even een moment alleen zijn.
"Mirte... Ze heeft... Die verwondingen, Wolfs. Ik dacht dat ik mijn eigen medische rapport aan het lezen was." Weer zie ik een traan over haar wang naar beneden glijden, ze houdt het niet tegen. Als er iemand is bij wie ze ooit haar emoties de vrije loop kan geven dan is dat wel bij mij, hopelijk beseft ze dat. Ik zal er voor haar zijn, een luisterend oor bieden als ze dat nodig heeft, een schouder om op uit te huilen, ik zal haar troosten als ze het moeilijk heeft. Al haar gebroken stukjes bij elkaar houden, tot ze de kracht vindt om dat zelf te doen. Haar in mijn armen sluiten en beschermen als het nodig is.
"Dit is precies hoe ik er aan toe was, dit is wat míj is overkomen." 



-----Eva-----
[[["Politie! Pooolitie!" Zware mannenstemmen galmen door de bijna lege, donkere ruimte. Hun voetstappen weerklinken, de geluiden ketsen tegen de kale betonnen muren. Er is één stem die ik herken uit duizenden. Wolfs.
"Op de grond! Op de grond, nu!" Beveelt hij, terwijl de rest van het team om hem heen loop en verder zoekt. Spontaan begin ik na het nogmaals horen van zijn stem harder te snikken, lange halen en ik moet diep ademhalen om er niet in te blijven hangen.
"Heel goed, en nu op je buik!" Sist hij. Voor het eerst maak ik mee hoe het is om bevelen te krijgen, en deze uit te moeten voeren, in plaats van ze te geven. Wolfs staat achter me, met getrokken wapen en ik kan hem niet zien, enkel horen. Al kan ik er niet te veel over nadenken, de vermoeidheid is zo groot, de angst zo diep, ik kan alleen nog maar huilen. "OP JE BUIK! Handen waar ik ze kan zien!"
Totaal uitgeput en gebroken geef ik me over. Al heb ik nooit tegen willen werken, dit is mijn redding. Voorzichtig en met gepaste snelheid strek ik me uit op de betonnen vloer. Deze is door en door koud, hard, het doet pijn, maar ik neem het even voor lief. Totdat Wolfs mij herkent kan ik maar beter gewillig meewerken, doe ik dit niet, heb ik binnen no-time een heel team in mijn nek. Verslagen laat ik ook mijn hoofd op de vloer rusten, mijn wang tegen de koude ondergrond, de tranen een spoor achterlatend. Het doet pijn, iedere kleine beweging, maar zo snel, doch gecontroleerd, mogelijk leg ik mijn handen naast mijn hoofd als teken dat ik me overgeef. Bovendien weet ik dat dit het volgende is dat hij zou gaan vragen. Het liefst zou ik het schreeuwen, kijk dan wie ik ben, zie het dan. Zelfs dat durf ik niet. Doodstil blijf ik liggen en wil geen geluid maken, maar ik kan het huilen niet stoppen, het wordt alleen maar erger.
"Geen beweging, heel goed, blijf maar even zo liggen." Hoor ik Wolfs op mij inpraten, zijn stem zo vertrouwd en toch zo vreemd. Tot voor kort dacht ik dat hij nooit zou komen. Dat ik daar zou sterven, zonder hem ooit nog te zien. Zonder hem ooit nog écht te vertellen hoeveel ik om hem geef. Langzaam schuifelt hij dichterbij en uiteindelijk knielt hij vlak naast mij neer. Zijn grote, ruwe handen betasten mijn lichaam, beginnend bij mijn nek. Bij iedere verplaatsing van zijn hand krimp ik meer en meer ineen. Voor mijn gevoel lig ik te kronkelen en vechten op de grond, maar in werkelijkheid verstijf ik compleet.
Wanneer Wolfs bij de eerste aanraking voelt hoe ik in elkaar duik, gaat hij iets voorzichtiger verder met fouilleren.
"Ze is ongewapend, ik neem haar mee!" Deelt hij uiteindelijk mee aan zijn collega's. "Het is goed, kom, kom maar meisje. We gaan hier weg..." Zijn hand rust lichtjes op mijn schouder. Met moeite krabbel ik een beetje omhoog, het kost me meer inspanning dan ik ooit had kunnen bedenken. En het bevestigt weer hoe mijn lichaam protesteert, het is in een staat waarin het niet meer mee wil werken.
"Eva?!" Wolfs' blik kruist de mijne. Zijn ogen staan wijd open en verraden de ontzetting. "Oh Jezus, Eva... Ik dacht dat..." Hij hoeft zijn zin niet af te maken, ik weet en voel precies wat hij bedoelt.
"Dat ik dood was?" Snik ik ontdaan. Zijn ogen schieten heen en weer en ik voel me direct schuldig dat ik deze woorden heb uitgesproken. Hoewel ik woedend en angstig ben, kan ik hem niks verwijten. Ik weet absoluut zeker dat hij er alles aan heeft gedaan om mij te kunnen vinden. Dat hij de hoop was verloren kan ik hem niet kwalijk nemen, dat was ik ook na deze tijd. Ik hoor het in zijn stem, het verbaast hem net zoveel dat ik nog in leven ben, als mij dat ik eindelijk ben gevonden.
Trillend stort ik me in zijn armen, die zich stevig om mij heen sluiten. Het maakt me bang, maar het voelt ook vertrouwd en daardoor veilig. Even blijven we zo zitten, stil in elkaars armen. Zijn vingers strelen door mijn haar en hij sust wat, mijn hartslag wordt langzaamaan rustiger.
"Kom Eef, ik haal je hier weg. Het spijt me, het spijt me zo dat het zo lang heeft geduurd." Zijn lip trilt, maar hij bijt door en tilt me op. Zo snel als zijn benen hem kunnen dragen lopen we naar buiten. Ik wil niet omkijken, het lukt me niet eens. Slapjes laat ik mezelf dragen.
"Je bent gekomen..." Daar gaat het om, probeer ik duidelijk te maken. De woorden blijven in m'n keel steken, het doet er eigenlijk ook niet meer toe.
"Ja maar veel te laat!" Knarsetandt Wolfs terwijl hij met zijn hoofd een collega met auto wenkt. Hij trekt zijn jasje uit, hangt deze zorgzaam over mijn schouders en neemt plaats naast mij op de achterbank. "Kun je ons naar het ziekenhuis brengen, John? Zo snel mogelijk..."
"Nee!" Geschrokken staar ik hem aan. "Nee, ik wil NIET naar een ziekenhuis, Wolfs!" Zeg ik zo duidelijk mogelijk, terwijl hij mij met de beste bedoelingen probeert te kalmeren. De tranen wellen weer op, niemand mag meer aan me komen. Ik wil het niet, gewoon niks, niks aan mijn lijf. Een onderzoek door artsen is wel het laatste waar ik nu aan wil denken. Maar ik kán niet meer. Ik kan niet langer vechten, me niet meer groot houden. Ik ben kapot.
"Het is al goed..." Sust Wolfs, zelf ook van slag probeert hij toch rustig te blijven. Weer streelt hij door mijn haar, trekt mijn hoofd voorzichtig tegen zich aan en ik voel me ontzettend klein worden in zijn armen.
Het laatste wat me bijblijft nadat ik mijn ogen sluit is het gevloek van Wolfs, hoe hij vervolgens zijn telefoon pakt en zijn hand op mijn voorhoofd legt. De kracht om m'n ogen te openen ontbreekt. Nog even hoor ik zijn stem, daarna vaagt alles in een hoog tempo weg. ]]]  

Heden en Verleden  -  Flikken MaastrichtWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu