Deel 11

731 31 11
                                    

  -----Wolfs-----
"Een momentje geduld nog, alstublieft!" Snauwt de receptioniste op de spoedeisende hulp ons toe. Ondertussen slaat ze druk nog wat toetsen aan én voert een telefoongesprek tegelijkertijd. Ik zie hoe Eva een stap achteruit doet en tegen een pilaar leunt. We staan nu al bijna vijf minuten met onze identificatiepasjes in de aanslag te wachten.
Geïrriteerd tik ik met mijn met voet op de grond. Het duurt nog zeker een paar minuten voordat het vrouwtje ons te woord staat en vraagt waar ze ons mee kan helpen.
"Wolfs, mijn collega Van Dongen." Knik ik naar achter. Eva neemt niet eens de moeite een stap naar voren te doen en laat het aan mij over. "Wij zouden graag deheer Van Hout spreken. Nu, als het kan." Maak ik duidelijk. De receptioniste in de centrale hal wist ons te vertellen dat Tom hoofd spoedeisende hulp is en we hem hier konden vinden.
"Ik zal kijken wat ik voor u kan doen. Waar mag ik zeggen dat het over gaat?" Vraagt het vrouwtje nog terwijl ze de toetsen op de telefoon al indrukt.
"Dat zullen we met meneer Van Hout zelf wel bespreken." Knik ik quasi vriendelijk. De receptioniste glimlacht overdreven terug.
Van het gesprek krijg ik maar weinig mee. Behalve wat 'ja's' en 'uhuh's' vang ik weinig op. Toch is ze snel klaar met bellen.
"Neemt u maar even plaats in de wachtruimte, dokter Van Hout zal u elk moment op komen halen." Na iets van een bedankje te mompelen gaan we inderdaad maar zitten. Mensen komen af en aan binnen, de een met duidelijke verwondingen, kinderen, maar ook ouderen. Het is een drukte van jewelste.
Ook Eva wacht stilletjes af. Geen verwachtingen, ideeën of plannen waar ze me van probeert te overtuigen. Wanneer ik mijn hand even op haar knie leg, wordt deze er bijna afgekeken. Ik weet dat ze in het openbaar nooit iets van affectie wil tonen, dat heeft ze nooit gedaan. Maar dat vind ik wel eens lastig. Met haar afstandelijke houding van nu lijkt het net alsof er zaterdag niets gebeurd is. Alsof het hele weekend vergeten is, we nooit hebben gezoend, bijna vreemden voor elkaar zijn.
Gelukkig verschijnt al snel de man die ik zaterdag op een fotootje zag. Tom van Hout leidt ons naar een kamer weg van de behandelruimtes.
"F. Wolfs... E. van Dongen..." Hij leest onze naam van de identiteitspasjes af en gebaart ons te gaan zitten. "Wat kan ik voor meneer en mevrouw betekenen?"
"Wij zijn hier in verband met een verkrachting." Ik zet maar direct de toon.
"Ach, gaat het om die tiener die vorige week binnen is gebracht? Wat een... triest geval was dat." Hoofdschuddend typt Van Hout wat in op zijn computer.
Direct schiet Eva's hoofd omhoog en ook ik sta op scherp.
"Hoe weet u dat?" Vraagt Eva fel. Het verbaast mij ook zeer dat hij hier van weet. Eigenlijk komen we hier naar aanleiding van zijn broer Perry.
"Wat denk u zelf, er worden hier niet dagelijks verkrachtte meisjes binnengebracht en al helemaal niet in een... dergelijke conditie. Ze is vijf dagen opgenomen geweest!"
"U heeft haar onderzocht?" Vraag ik door. Dit is wel heel frappant en toevallig.
"Ik heb haar de eerste zorg verleend toen zij binnen werd gebracht en toen er een beeld van haar situatie was, ben ik begonnen met onderzoek, ja. Maar dat was puur de aanzet tot, het officiële onderzoek heeft plaatsgevonden door een forensisch arts." Knikt hij. Dat weten wij uiteraard ook. Als er aangifte is gedaan, of mogelijk aangifte gedaan gaat worden bij een zedendelict, wordt er altijd onderzoek uitgevoerd door een arts van de politie. Niet enkel om de verwondingen vast te stellen, een forensisch arts zoekt ook naar sporen die mogelijk van de dader zijn. "Dat wilt u weten omdat?"
"Dat willen wij weten in kader van het onderzoek." Zeg ik stellig. Een antwoord waar hij niets mee kan, maar dat hoeft ook niet. Vanzelfsprekend gaan we hem niet aan zijn neus hangen dat de dader verwant is met zijn broer en mogelijk dus ook met hem. En dat het opgestelde DNA-profiel niet compleet is... Mogelijk een fout door menselijke toedoen. Door hem, vraag ik me plots af?
"In ieder geval, we kwamen hier vanwege uw broer, Perry." Pakt Eva de draad weer op.
"Perry? Heeft die iets met die verkrachting te doen?" Spot hij. "Kijk hij dealt, maar zoiets zou hij nooit doen... Toch? Mijn eigen broer..." Mompelt hij hoofdschuddend. Verward kijkt Tom ons aan.
"Dat hoort u mij niet zeggen..." Verduidelijkt Eva. "Maar we hebben wel wat vragen. Om te beginnen, hoe is het contact tussen jou en Perry?"
"Niet zo goed, de laatste jaren." Zegt Tom eerlijk. "Is het daardoor dat hij... Had ik meer met hem om moeten gaan?" Vraagt hij met een schuldige blik in zijn ogen.
"Over het onderzoek kunnen wij niets vertellen, maar Perry wordt niet verdacht, Tom." Probeer ik zijn schuldgevoelens weg te nemen. "Wij proberen een beeld te scheppen van jullie gezinssituatie."
"Mijn vader... Nouja... Laat ik het zo zeggen, hij deed dingen waar Per en ik niet voor kozen, maar waar we wel voor op moesten draaien. Toen hij overleed was Perry dan ook niet op de begrafenis... En daar hadden we woorden over. Het blijft wel je vader, hé. Nou, sindsdien spreken we elkaar nog maar weinig." Daar doet Tom de relatie met zijn broer mee af.
We vragen hem nog wat dingen voor we gaan. Of Perry zijn enige broer is bijvoorbeeld, daar krijgen we vooral een argwanende blik op terug. Welke problemen zijn vader zoal veroorzaakte wil hij niet vertellen.
"Zou u mee willen werken aan DNA-onderzoek in het belang van de zaak?" Vraagt Eva hem voor we vertrekken.
"Hier? Nu?" Stamelt Tom van Hout een beetje ongelukkig. Ik merk hoe hij een zenuwtrekking begint te vertonen. Op een hoog, regelmatig tempo klikt hij met zijn pen. Met opgetrokken wenkbrauw staar ik hem aan, wat blijkbaar opvalt. "Oh, sorry." Snel herpakt hij zichzelf en stopt de pen in zijn witte doktersjas.
"U kunt zich na uw dienst melden op het bureau, daar zal uw DNA worden afgenomen." Leg ik hem uit en laat een kaartje achter.
Na dit gesprek besluiten Eva en ik iets te gaan eten. Een broodje gaat er wel in, simpel met kaas voor Eva, een luxe baguette voor mij. Desondanks de geringe hoeveelheid -in ieder geval in mijn ogen- peuzelt Eva haar broodje langzaam op. Ze zit me maar wat aan te staren vanaf de andere kant van de tafel. Gelukkig merk ik van die afwezigheid de rest van de middag niets. We doen enorm veel navraag, maar in het centrum van Maastricht is geen huisarts die iemand met een misvormde oorlel kent. 

Heden en Verleden  -  Flikken MaastrichtWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu