Deel 7

724 26 5
                                    

  -----Eva-----
Vanuit mijn ooghoeken zie ik Wolfs de badkamer binnen komen lopen. Al tandenpoetsend gooi ik hem zijn slaapshirt toe, waar hij klaarblijkelijk naar op zoek is. Schoorvoetend maakt hij aanstalten de ruimte te verlaten, maar ik weet dit voor te zijn en gebaar hem even te wachten.
"Wolfs, nog even over vanochtend..." Hakkelend haal ik mezelf over er over te beginnen. Eerder had ik het niet gedurfd, het juiste moment er niet voor gevonden, maar de woorden blijven in mijn hoofd spoken. "Toen jij met de ouders van Mirthe sprak, ver-"
"Oh het waren aardige mensen, 'k heb een paar van hun vragen kunnen beantwoorden, maar erg veel heb ik ze niet kunnen vertellen." Onderbreekt Wolfs me, enigszins verbaasd over het feit dat ik hem ophoud. We hadden het er inderdaad niet uitgebreid over gehad, maar ik was slechts een minuut of drie langer bij Mirte geweest. Daar wilde ik het ook helemaal niet over hebben.
"Nee daar gaat het mij niet om, Flo. Het gaat om Mirthe, ze vertelde me dat... Dat ze dacht dat jij de dader was." Slik ik.
"IK? Dat ik haar...?" Wolfs' hoofd schiet omhoog en ik zie hem schrikken. Verbaasd mompelt hij iets binnensmonds, waarna hij mij weer aankijkt. Haast smekend om uitleg.
"Lengte en postuur zijn vrijwel gelijk en jullie hebben dezelfde ogen..." Voeg ik er nog aan toe. Het maakt zijn blik alleen maar furieuzer.
"JIJ denkt dat toch niet, hè, Eef?" Vraagt hij met verheven stem, zo te merken nogal geschokt en overvallen door deze verdenking. Misschien nog meer door het feit dat ik dit niet eerder heb verteld, dat ik blijkbaar tijd nodig had om het te laten bezinken. "Je denkt dat niet, hmm?" Herhaalt hij, het klinkt als een bevel, alsof hij mij opdringt om nee te zeggen. Er staat ook een onmacht in zijn ogen, paniek, en woede. Het liefst zou ik stilletjes wegkruipen en hem voorlopig niet onder ogen komen
"Nou, nee, maar..." Ik sla mijn ogen neer. Eigenlijk wilde ik het hem niet vertellen, maar het is toch iets waar hij van op de hoogte moet zijn. En het blijft maar door mijn hoofd spoken. Ik had gehoopt dit rustig te kunnen bespreken, maar Wolfs is al in alle staten.
"Maar wat?! Maar eigenlijk zou ik er wel toe in staat kunnen zijn?! Want alle mannen zijn monsters he, Eva?"
"Nee, verdomme, Wolfs! Luister nou even! Natuurlijk..." Gepijnigd onderbreek ik zijn uitbarsting, iets dat ik wel verwacht had. "Natuurlijk weet ik dat jij dat niet bent geweest! Dat wéét ik, maar ik begrijp dat meisje, Wolfs. Ik begrijp haar."
"Ohja? Ik begrijp niet dat je me dit niet meteen hebt verteld." Snauwt Wolfs, hoewel hij langzaam wat tot bedaren komt. Zenuwachtig drentelt hij wat door de badkamer. Zijn ogen schieten op en neer, af en toe mijn blik kruisend.
"Sorry." Verslagen laat ik mijn schouders hangen. Een dergelijke reactie had ik enerzijds wel verwacht, maar toch is het naar. "Het overviel mij ook..."
"Nee... Ik moet sorry zeggen." Knarsetandt Wolfs uiteindelijk. "'k Had niet zo tegen je uit mogen vallen." Boos leunt hij tegen de douchecabine en kijkt mij ongelukkig aan. Ik vraag me af waar hij op dit moment aan denkt.
"Mirthe is bang, Wolfs. Ze is doodsbang, en de eerste de beste 'agent' die ze ziet, lijkt ook nog eens op degene die haar heeft misbruikt. Ik kan dat haar niet kwalijk nemen! Ze kent jou niet, ons niet, hoe moet zij weten wie ze kan vertrouwen?" Ik probeer haar kant van het verhaal te begrijpen en uit te leggen, maar vraag me af of ik wel tot Wolfs doordring. Wil hij het überhaupt wel horen nu?
Een tijd lang zeggen we niets. We staren beide naar de grond en weten ons ook beide geen houding te geven. Wanneer ik merk dat mijn drang om weg te komen afneemt, realiseer ik me dat dat komt omdat Wolfs gekalmeerd is.
"Ik snap het ook wel, Eef. Het komt alleen nogal onverwacht." Reageert Wolfs uiteindelijk. "Hoelang was je van plan dit voor je te houden?"
"Eeeh, niet?!" Sla ik verbaast uit. "Jezus zeg, doe toch niet zo naïef!" Geïrriteerd doe ik een stap in zijn richting. "Ik moest het even laten bezinken en een rustig moment vinden om het je te zeggen, maarja..." rol ik met mijn ogen. "En vervolgens vul jij ook nog voor me in dat ik alle mannen monsters vind... Jij bent gewoon bang dat ík je niet vertrouw, he, dat is het?!" Ik ben boos en de tranen springen in mijn ogen. Ook Wolfs windt zich weer op en zet een pas naar voren.
"Helemaal niet, Eva! Maar als jij niet na had hoeven denken, had je het me ook wel meteen kunnen vertellen!"
"Dat deed ik niet, omdat ik dít dus wilde voorkomen!" Bits ik terug, en voor ik het weet staan we tegen elkaar te schreeuwen. Zijn woord tegen de mijne en we komen al dichter bij elkaar. Vuil blijf ik hem aanstaren, als een jager die zijn prooi in het vizier heeft. Onze pupillen voeren een stille strijd en Wolfs' ogen knijpen langzaam tot spleetjes. Iedere centimeter dat we dichter bij elkaar komen, wordt de spanning tussen ons wel tienmaal sterker. Wanneer ik op het punt sta om weg te rennen, grijpt Wolfs mijn beide polsen ontzettend stevig vast.
"Laat me los!" gil ik razend. De grip van zijn handen wordt alleen maar steviger, zijn vingers sluiten zich rond mijn huid. De tandenborstel die ik nog altijd vasthield, valt door het verkrampen van mijn spieren op de grond. In een aantal verwoede pogingen mijzelf uit zijn greep te ontvreemden, kom ik tot de realisatie dat ik enkel mezelf meer pijn aandoe. "Blijf met je poten van me af, Floris Wolfs!" grom ik hem met ontblootte tanden toe. Zijn ogen boren nog altijd in de mijne, maar uiteindelijk ben ik degene die wegkijkt, die het niet meer kan verdragen. Het heeft geen zin. Verslagen richt ik mijn ogen naar de grond en nahijgend blijven we staan, in stilte. Enkel het ritmische samenspel van mijn gehijg en zijn zware adem vult de ruimte. Uiteindelijk voel ik zijn greep verslappen en geeft hij gehoor aan mijn woorden, knarsetandend duwt hij mijn polsen weg.
Meteen richt ik mijn blik weer op en bemerk de radeloosheid in zijn ogen. Ik maak van het moment gebruik om weg te komen.
"Eva..." Hoor ik Wolfs nog zuchten achter me, maar ik ben niet van plan om te draaien. "Eva, luister nou –" Nijdig gooi ik mijn hand in de lucht als teken dat hij zijn mond moet houden. Ik hoef hem de rest van de avond niet meer te horen, ik ga er geen woord meer vuil aan maken. En zijn excuses hoef ik al helemaal niet. Hij is ontdaan, dat begrijp ik, maar hij is ook een grens over gegaan, en dat kan ik hem nog niet vergeven. 



-----Wolfs-----
"We moeten gaan," brom ik nors. "Eef..." voeg ik er aan toe. Ze knikt en volgt me de kantoorafdeling uit. Met de map onder mijn arm wandel ik naar de parkeerplaats en Eva volgt me op de voet. Gewoon, heel normaal, alsof er niets aan de hand is. "Rijd jij of rijd ik?" Ik houd de sleutels nog even omhoog, maar ze loopt al naar de passagierskant.
"Zeg laat eens zien, ik heb die mannen eigenlijk nog niet eens allemaal bekeken." Opgewekt ploft ze in de stoel en kijkt me strak aan.
Vanochtend heb ik haar niet gezien. Ik ben zeker een half uur eerder dan gebruikelijk opgestaan omdat ik de slaap niet meer kon vatten. Stiekem was ik ook bang dat ze nog boos zou zijn, en dus vermeed ik de confrontatie. We zouden elkaar wel zien op het bureau. Dat was ook zo en Eva was verbazingwekkend goed gehumeurd. Niet boos, niet nijdig, niet kortaf. Of dat is omdat we op het werk gewoon partners zijn en moeten samenwerken, of dat ze daadwerkelijk opgewekt is, durf ik niet te zeggen. Maar ik gok het eerste.
"Hier." Mompel ik binnensmonds en geef haar de map met foto's. We zijn de Prins Bisschopsingel nog nauwelijks opgedraaid of Eva tikt me al tegen mijn schouder.
"Deze man, Wolfs... deze man..." mompelt ze eenduidig. Snel werp ik een blik op de foto waar ze met haar vinger op tikt.
"Herken je hem?" Vraag ik verbaasd. Als dat zo zou zijn, vind ik haar er erg kalmpjes bijzitten. Overtuigd lijkt ze niet.
"Nee... nouja ja, maar het is hem niet." zegt ze snel. "Op de een of andere manier doet hij me ergens aan denken." Peinst ze. De diepe rimpel in haar voorhoofd is niet te missen.
Eigenlijk wil ik mijn blik op de weg houden, maar toch kan ik het niet laten even snel een kijkje te nemen. Het is inderdaad een van de mannen die met de partydrugs in verband werden gebracht, ik heb zijn gegevens gisteren zitten bekijken. Zijn foto is in de map gestopt, samen met die van de andere mannen en nog een paar die niet met deze zaak te maken hebben, maar eerder zijn veroordeeld wegens zedendelicten. We gaan Mirte met de foto's confronteren om te achterhalen of het één van die mannen is geweest.
"Je denkt dat het niet degene is die jou vastgehouden heeft, maar hij doet je wel aan hem denken? Of doet 'ie je aan iemand anders denken?" vraag ik ter opheldering.
"Het eerste, geloof ik..." Eva bijt op haar lip en slaat de map dicht. "Ach, daar hebben we toch niet veel aan, hmm?"
Ik haal m'n schouders op en focus me weer helemaal op de weg. De stilte wordt echter al na een halve minuut verstoord door een ringtone. Behendig vist Eva haar mobiel uit haar jaszak en werpt een blik op het scherm. Aan haar gezichtsuitdrukking te zien is het geen bekende.
"Eva van Dongen."
Kort kijkt ze me aan en ik vang haar blik op. Ik doe mijn uiterste best het gesprek te volgen.
"Ja, dat is heel goed!" hoor ik haar zeggen, maar ik heb geen idee waar het over gaat. Behalve wat ja's en hmm's vang ik weinig op.
"Ja ja, maar luister even, wij zijn al onderweg. Wij zijn, nou..." snel werpt ze een blik op haar horloge. "binnen een minuut of tien bij jou, als het meezit. Dan kun je het ons duidelijk maken. Oke?" daarna sluit ze vrolijk af, haar stem zacht.
"Nou?" Nieuwsgierig wacht ik op wat er gezegd is. Ik draai mijn hoofd niet, maar weet zeker dat Eva zit te glimlachen om mijn ongeduld.
"Dat was Mirte. Ze heeft zich vannacht iets herinnerd, iets met het oor van de dader, dat wilde ze me vertellen." Zegt Eva jubelend, maar toch sceptisch tegelijk. Ook ik kan niet ontkennen dat er een lichte tinteling door mijn lijf gaat, een gezonde spanning. Wellicht leidt dit tot de doorbraak die we zo hard nodig hebben.
"Eef, over gisteren he..." Begin ik voorzichtig wanneer we een minuut of acht later de parkeerplaats oprijden, maar tegen mijn verwachting in wijst Eva me niet direct af. "Ik had het niet zo persoonlijk op moeten vatten. Je hebt gelijk, we moeten dat meisje helpen. Het is logisch dat ze bang is, ik zal haar wel even apart nemen en geruststellen."
"Apart nemen en geruststellen? Wolfs?" Boos kijkt Eva me aan. "Dat. gebeurt. niet, dat snap je zelf toch ook wel?!"
"Zeggen dat het niet zo is, bedoel ik!" verdedig ik mezelf. Het was inderdaad niet zo'n handige woordkeus. "He, verdorie, je snapt wel wat ik bedoel."
Het kost wat overtuigingskracht, maat uiteindelijk knikt Eva instemmend toe.
"Het overviel me gewoon nogal gisteren."
"Ja, het overviel mij ook." Geeft Eva toe. "Prima dat jij haar wilt uitleggen dat je zoiets 'nóóit zou doen', maar ik wil het er nu verder niet over hebben" zegt ze het eerste gedeelte overdreven, alsof ze het niet meent, maar het laatste resoluut. Blijkbaar heb ik haar vertrouwen echt geschaad met mijn woorden gisteren. Ik voel me er behoorlijk naar door, maar dit is niet het moment om er over te beginnen. Wijselijk houd ik mijn mond. "voor ik dingen ga zeggen waar ik niet achter sta."  



Zoals beloofd een tweede deel  vandaag :)


Heden en Verleden  -  Flikken MaastrichtWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu