Hoofdstuk - 9

193 15 4
                                    

We stapten een nieuwe open plek in. We hadden Thomas tussen 2 stokken met er tussen gespannen lianen liggen. De zon gleed langzaam richting de horizon en de stenen muren wierpen lange schaduwen over de grond.

Ik keek de diepte in. We stonden aan de bovenste rand van een ravijn. Het ravijn bestond uit cirkels, als een soort spiraal naar het midden toe.

Ergens leek dit erg angstaanjagend, vooral in de oranje gloed van de schemering.

Edward stak zijn arm uit ten teken dat we hier even zouden wachten.

Voorzichtig legden we Thomas op de grond. Zweet parelde op zijn voorhoofd en hij trilde heviger als tevoren.

'Niemand te zien', zei hij. Hij liep weer terug en pakte zijn kant van Thomas' geïmproviseerde brancard.

We liepen een paar stappen, sprongen voorzichtig een halve meter naar beneden en belandden op de volgende richel. Zo gingen we nog even door, tot we de ingang boven ons niet meer konden zien.

We legden Thomas op de richel, naast een van vele kuilen. De grond was heel oneffen, de brandcard lag dan ook aan het hoofdeinde hoger dan bij Thomas' voeten.

'We hebben echt water nodig,' zei ik paniekerig terwijl ik met mijn mouw Thomas' gezicht depte.

Wanhopig blies ik zachtjes tegen zijn gezicht om het een beetje te verkoelen.

Edward haalde het zijl en een kom uit de rugtas.

'Kun je me helpen met stenen zoeken? Morgen zoeken we verder naar een bron, maar nu moeten we een tijdelijke oplossing vinden', zei hij.
Ik wist niet waar dit naartoe ging, maar ik hielp hem mee. Alles was beter dan toekijken hoe Thomas achteruitging.

10 minuten later hadden we een stapeltje met stenen van alle formaten. Edward legde de kom in een kuil en spande het zijl over de opening. Met stenen legde hij de zijkanten vast en hij legde een steen in het midden van het zijl. 'Nu wordt het afwachten', zuchtte Edward.

Het was donker maar de lucht was nog steeds warm en kleverig.

Het leek wel minuten later toen ik weer wakker werd, maar meteen realiseerde ik me waar ik was. Ik veerde overeind en checkte Thomas' toestand. Hij trilde minder maar zijn hoofd was gloeiend heet.

Ik proefde dat mijn tong aanvoelde als schuurpapier en zocht Edward om onze zoektocht naar water te hervatten.

Ik schrok toen ik een blauw figuur bij de kuil met het zijl zag zitten, maar herkende algauw het profiel van Edward. Toen ik eenmaal achter hem stond zag ik dat hij een kom met water vast had.

'Hoe kom je daar aan?' vroeg ik en besefte dat ik een domme vraag stelde.

'Toen we gisteren dat zijl over de kuil hadden gelegd condenseerde het water in de lucht op het zijl. Door de steen in het midden gleed het water naar één plek en de kom ving de gevallen druppels op. Het is niet veel, maar het is beter dan niks', legde hij uit. Er zat ongeveer 3 liter in de kom, dus voorlopig was dat meer dan genoeg.

'Ik had trouwens nog wat vruchten geplukt,' zei Edward terwijl hij appels, aardbeien, druiven en perzikken uit zijn tas haalde.

Ik voelde me schuldig dat ik tot nu toe niets heb opgebracht behalve probemen.
Het leek hem niet uit te maken.

Ik pakte een rugzak en zocht naar een stuk stof. Maar alles wat er in zat was touw, zijl, nog een kom en een sluitbare beker.

We vulden de bekers en hadden net genoeg water over om twee afgescheurde stukjes stof van mee nat te maken. Edward's shirt kwam nu tot zijn navel.

Voorzichtig depte ik Thomas' voorhoofd terwijl Edward het gat in zijn broek groter scheurde en de wond, die de griever had achtergelaten, onder handen nam.

Thomas lag heel rustig en leek een beetje bij bewustzijn te komen. Tegen de tijd dat de wond schoon en stevig verbonden was, had Thomas zijn ogen open.

'Thomas', fluisterde ik en de tranen sprongen in mijn ogen. Hij leefde nog.

'W-Water', stootte Thomas uit en hij smakte met zijn mond. Hij was veel bloed en vocht verloren. Ik legde een tas onder zijn hoofd en hield zijn fles aan zijn mond. Gulzig nam hij een paar slokken, verslikte zich een paar keer en dronk de fles halfleeg.

'Rustig, we moeten hier nog even mee doen', zei ik spijtig.

Ik fluisterde zijn naam en depte zijn voorhoofd keer op keer.

'Wie is Thomas?' vroeg hij verward.

Ik schrok.

'Dat ben jij', zei ik en ik haalde zijn haren uit zijn gezicht. Hij keek me aan met glazige ogen, maar reageerde niet.

Ik liep naar Edward om hem over het geheugenverlies te vertellen. We wisten niet wat we konden doen en of het erger met Thomas zou worden.

Ik bleef nog een paar uur denken aan wat er gebeurt was. Er waren al 2 mensen dood, en ik had geen idee wie. Waar zouden de anderen zijn? Zou er nog iemand gestoken zijn door een griever? Ik had geen idee wat er ons nog te wachten stond en of er nog meer grievers stonden te popelen om ons te vermoorden. En is Edward wel te vertrouwen?

Ondertussen maakte ik het fruit schoon en nam kleine slokjes water.

Mijn rug begon pijn te doen van het zitten en over Thomas heen buigen, dus ik besloot mijn benen even te strekken.

'Lydia!' riep Edward paniekerig. Meteen rende ik terug, dit kon niet goed zijn.

Ik vond hem over Thomas heen gebogen, zijn gezicht lijkbleek. Thomas' gezicht kleurde daarentegen langzaam paars, alsof hij geen lucht meer kreeg.

'Lydia, wat moeten we doen?' zei hij terwijl hij radeloos naar zijn hoofd greep. Ik liet me naast hen vallen en voelde zijn hartslag. Het zachte geboem-boem ging traag en onregelmatig.

Toen stopte het.

'Hij.. het stopt..' zei ik hakkelend, niet wetend wat ik moest doen. Edward begon met reanimeren.

Het kanonschot was nog niet gegaan, dus er was nog een kans. Ik kon me voorstellen hoe de mensen voor de televisie met ingehouden adem aan het kijken waren.

Na 10 minuten nam ik het van Edward over, maar er was geen leven meer te blazen in Thomas' lichaam.

Tranen stroomden over mijn wangen terwijl ik in een vast ritme op Thomas' borst duwde, wensend dat zijn hart weer zou gaan kloppen, of dat ik het kanon zou horen.

Het leek dan ook eindeloos te duren tot het harde kanongeluid klonk en weerkaatste tegen de stenen muren.

Ik liet me vallen in Edwards armen en snikte genadeloos.

Toen ik eindelijk weer rustig was keek ik naar Thomas' lichaam. 'Wat moeten we met hem doen?' hoorde ik mezelf met een onherkenbare stem zeggen. Ik keek Edward aan, maar zijn ogen waren vastgesmolten aan het lichaam van Thomas. Ik volgde zijn blik. Thomas werd heel bleek en zelfs doorzichtig.

Langzaamaan vervaagde het lichaam tot hij hij niet meer te zien was, en we hem zelfs niet meer konden aanraken.


Eindeloos staarde ik naar de lege plek, naar mijn beste vriend waar niks meer van over was.

Strawberry Blonde (Dutch)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu