‘Het is al laat, ik moest maar eens gaan,’ zei Peeta. Ik schudde mijn hoofd. ‘Nee! Niet gaan!’ Ik wilde niet alleen zijn. ‘Maar-’ ‘Het is pas negen uur!’ Ik wist dat ik moest slapen om uit te rusten, maar dat wilde ik niet. Maar omdat Peeta er zelf ook moe uit zag, zei ik toch maar: ‘Oké, ga dan maar.’ Peeta glimlachte even. ‘Niet boos zijn, hè?’ Ik rolde met mijn ogen. ‘Op jou? Nooit.’ Hij grijnsde nu en stond op. ‘Hé,’ zei ik. ‘Vergeet je krukken niet.’ Ik knikte naar de krukken. ‘Straks kom je de dokters tegen en dan krijg je op je kop.’ Hij knikte en pakte de krukken vast. ‘Dank je. Misschien kom ik morgen weer even.’ Ik glimlachte kort. ‘Misschien kom ik wel naar jou toe.’ Hij keek me aan alsof ik gek geworden was. ‘Jíj naar míj toe? Er wordt al moeilijk gedaan als je je béd uit wilt.’ Ik haalde mijn schouders op. ‘Nou en. Ik verzin wel iets.’ Peeta rolde met zijn ogen. ‘Tuurlijk. Hé, slaap lekker.’ Toen hij bij de deur was, glimlachte hij nog even. ‘Jij ook,’ zei ik. Hij verdween uit de kamer en deed de deur weer dicht. En toen was ik weer alleen. Ik zuchtte. Het was zo fijn dat hij bij me was, en dat we nu echt vrienden konden zijn. Maar het gevoel dat ik kreeg als hij weg was, vond ik niet fijn. De kamer waar ik in lag was niet klein, maar ook niet uitzonderlijk groot. Als ik alleen was, was het enige dat ik kon doen een beetje voor me uit zitten staren. Ik schrok van het geklop op mijn deur. Het was zachtjes, maar het klonk dringend.
‘Ja..’ zei ik aarzelend. Wie stond er achter de deur en waarom leek het zo dringend te zijn? De deur ging open en Finnick kwam binnen. ‘Hé, Finnick.’ Ik glimlachte naar hem. Zijn blik stond serieus. Hij deed de deur dicht en ging op de rand van mijn bed zitten. ‘Hé.’ Ik zag meteen dat er iets was. ‘Wat is er?’ vroeg ik. ‘Is er iets met Cato?!’ Hij schudde zijn hoofd, maar knikte toen ook. ‘Hè? Ik snap het niet.’ Ik kreeg hoofdpijn. Er was niks met hem, maar er was toch wél iets met hem?! ‘Er is niks ernstigs met hem aan de hand.’ Ik knikte. ‘Maar?’ Finnick zuchtte. ‘Hij is bijgekomen.’ ‘Echt?!’ Ik schoot meteen overeind en Finnick duwde me zachtjes terug. ‘Blijf even zitten,’ zei hij rustig. Ik deed wat hij zei. ‘Hij is even bijgekomen en hij weet dat je nog leeft. Hij was alleen te zwak, dus hebben we hem een dosis pijnstillers en slaapmiddelen gegeven.’ Ik knikte. ‘Wanneer kan ik naar hem toe?!’ Finnick keek bedenkelijk. ‘Ik weet niet of het wel goed is als hij morgen bezoek krijgt..’ Ik zuchtte en keek hem smekend aan. ‘Alsjeblieft, Finnick.. Alsjeblieft?’ Ik wilde hem zo graag zien. Finnick keek even naar de grond en leek na te denken. Ineens wist ik zeker dat hij zich voorstelde hoe hij zich zou voelen als hij in mijn plaats lag, en Annie in de plaats van Cato. Hij keek me aan en knikte. ‘Oké, ik zorg er voor dat je morgen even bij hem kunt zijn. Maar niet te lang.’ Ik kwam overeind om hem een knuffel te geven. ‘Dankjewel!’ riep ik blij. ‘Ssht,’ zei hij zachtjes. Hij duwde me weer zachtjes achterover. ‘Het is niet de bedoeling dat iedereen dit weet. Eigenlijk mag het niet.’ Ik knikte. ‘Oké, ik zal niks zeggen.’
Ik was echt blij dat Finnick me dit verteld had. Ik glimlachte. ‘Oh, en er is nog iets dat je moet weten..’ Mijn glimlach verdween meteen van mijn gezicht. ‘Wat dan?’ Finnick keek me aarzelend aan. ‘Als je morgen bij hem op bezoek gaat als hij wakker is.. Dan moet je weten dat hij, net als jij toen je wakker werd, even een tijdje niks voelt.’ Ik knikte. ‘Oké.’ Het maakte me even niet uit, het enige wat ik wilde was hem zien. ‘Wil je dat wel?’ Ik dacht er even over na. Ik wist nog hoe vreselijk ik het vond dat ik niks meer voelde. Als Cato me zou zien, hoe zou hij dan reageren? Hij zou hoe dan ook niet vóelen dat hij van me hield. Hield hij eigenlijk nog wel van me, of was er iets veranderd? ‘Ik moet hem zien.’ Finnick knikte. ‘Oké. Ik zal zorgen dat je hem morgen kunt zien. Dan kom ik je wel ophalen.’ Ik knikte. ‘Je moet slapen..’ Hij stond op en liep naar de deur. ‘Finnick?’ Hij draaide zich om en keek me vragend aan. ‘Ja?’ Ik zuchtte even. ‘Dankjewel. Echt.’ Hij knikte en glimlachte toen even. ‘Graag gedaan. Slaap lekker.’ ‘Jij ook,’ zei ik zachtjes. Toen was hij weg en was ik weer alleen. Ik vond het eng om Cato weer te zien en te weten dat hij niks zou voelen. Terwijl ik mijn ogen sloot, bleef ik maar hopen dat hij nog steeds van mij hield. Net zoveel als ik van hem.
JE LEEST
The Hunger Games: The Star-Crossed Lovers Part 2
Fanfiction-Dutch- De winnaars van de 74ste Hongerspelen zijn bekend. Maar waarom zijn er meer winnaars en niet één? Wat gebeurd er verder? Hoe gaat het verder met het leven van Mary en Cato? Zou alles nog worden zoals het was?