De samenvatting

668 32 8
                                    


Ik werd wakker van het geschud. Ik opende mijn ogen en rekte me uit. ‘Hé,’ zei Cato. Ik glimlachte naar hem. ‘Hé..’ Het geschud hield op. ‘Zijn we geland?’ vroeg ik. Hij knikte. ‘Ik denk het wel.’ Meteen daarna kwam er een verpleger binnen – zonder te kloppen trouwens, maar dat is een klein detail – om mijn gedachte te bevestigen. Cato en ik kregen niet eens de tijd om rustig wakker te worden. Wat ik aan zou treffen in het Capitool, wist ik niet. Plotseling dacht ik aan Cinna. Ik zou hem weer zien! De verplegers liepen met ons mee richting de uitgang. Ik zocht Finnick. Toen ik hem gevonden had, vroeg ik: ‘Blijf je hier ook?’ Hij knikte. ‘Ik ga mee, voor het geval er nog iets met jullie gebeurd.’ Ik glimlachte, daar was ik blij mee. Toen Cato en ik bij Peeta en Haymitch waren gaan staan, liepen we allemaal naar de uitgang. Ik vroeg me af waarom Cato’s mentor niet aanwezig was, maar veel tijd om daarover na te denken had ik niet. ‘Oké, we gaan nu naar buiten,’ zei een man die ik niet kende. Waarschijnlijk kwam hij uit het Capitool, want hij had net zo’n belachelijke stijl als de mensen uit het Capitool. De deuren gingen open. Eerst zag ik niks vanwege de felle zon, maar toen zag ik ineens honderden mensen staan. Toen we zichtbaar waren, juichte iedereen hard. Ik was zo overdonderd dat ik mijn evenwicht verloor. Cato kon me nog net op tijd opvangen. ‘Dankjewel,’ zei ik zwak. Hij glimlachte even naar me en pakte mijn hand vast. Tegen de tijd dat we naar het Capitoolsgebouw liepen, had ik zijn hand zo ongeveer fijngeknepen. Overal waren mensen die onze namen riepen. Sommige mensen hadden zelfs T-shirts aan met onze namen erop. Zelfs toen we allemaal het gebouw in waren gegaan, hoorde ik het gejuich buiten nog. Zo ongeveer meteen werden Cato en ik uit elkaar gehaald. ‘Hé!’ riep ik boos naar de Capitoolmensen. Ik rukte me los en pakte Cato’s hand weer vast. ‘Het is oké, ze willen ons klaarmaken voor de interviews..’ Ik vond het niet leuk om tot vanavond zonder Cato te zijn, maar het moest maar. Ik eiste nog één snelle kus en liep toen toch maar met de mensen van het Capitool mee.

Ik kwam in dezelfde ruimte uit als toen ik mijn voorbereidingsteam voor het eerst ontmoette. Dit keer stond Cinna er ook bij. ‘Cinna!’ Ik rende naar hem toe en omhelsde hem. ‘Hé, Mary.’ Aan zijn stem te horen, was hij blij me te zien. Ik was ook blij om hem weer te zien. ‘Hoe gaat het nu met je? Ben je een beetje bijgekomen?’ Ik knikte. ‘Ja hoor..’ Toen de Capitoolmensen eindelijk weg waren, voelde ik me een stuk beter. Het voorbereidingsteam begon met het harsen. Ik was vergeten hoeveel pijn het deed. Het was echt niet normaal. Toen ze eindelijk klaar waren, begonnen ze aan mijn haar en make-up. Terwijl Cinna mijn jurk ophaalde, praatte niemand. Wat moesten we ook zeggen? Ik was zo zenuwachtig voor vanavond. Het allerergste was nog dat ik Cato pas zou zien als de interviews zouden beginnen. Misschien iets eerder, dat hoopte ik dan maar. Toen Cinna terug was en me mijn jurk liet zien, was ik sprakeloos. Het was een prachtige, blauwe jurk. Hij was gelukkig niet te kort, maar erg lang was hij ook weer niet. Het was gewoon precies perfect. ‘Dankjewel, Cinna!’ Ik glimlachte naar hem. ‘Als je dit al te gek vindt, wacht dan maar tot je het aan hebt!’

Cinna had gelijk. Voor de tweede keer in mijn leven voelde ik me écht mooi. Ik was mijn voorbereidingsteam en Cinna zo dankbaar. Nu was ik eindelijk vertoonbaar naast Cato. Nu zou ik me éindelijk mooi voelen als ik naast hem zou staan. Dat, en de gedachte dat ik Cato vanavond pas zou zien, zorgden voor tranen in mijn ogen. Ik slikte ze weg, ik mocht niet huilen. ‘Zullen we je nagels doen?’ vroeg Cinna. Ik knikte. Terwijl mijn team mijn nagels deed, voelde ik een ongemakkelijke stilte. Het was nog ongemakkelijker als een paar weken geleden. Ik wilde dolgraag iets zeggen, maar ik wist niet wat. Er was gewoon niks te zeggen, niks leuks tenminste. Dus in plaats daarvan liet ik ze hun gang gaan, terwijl ik dacht aan wat me vanavond te wachten stond.

Ik vond het fijn dat Cinna geregeld had dat Peeta, Cato en ik elkaar eerder mochten zien. Over een half uur zouden de interviews pas beginnen. Terwijl ik naar dezelfde ruimte liep als van de vorige interviews, voelde ik de spanning stijgen. Hoe zou Cato eruit zien? Vast adembenemend. Zou hij mij mooi vinden? Ineens dacht ik weer aan het moment in de arena, waarin Cato had gezegd dat hij me zelfs nog mooi vond als ik onder het vuil zat. Ik voelde mijn wangen gloeien. Toen ik de ruimte binnenkwam, waren Cato en Peeta met elkaar aan het praten. Maar ze stopten meteen toen ik binnenkwam. Cato keek me verrast aan en glimlachte even. ‘Jullie hoeven niet te stoppen met praten voor mij, hoor.’ Ik voelde me ongemakkelijk omdat ze me zo aankeken. Cato’s glimlach ging over in een grijns en hij sloeg zijn armen om me heen. ‘Je ziet er prachtig uit.’ Ik kon hetzelfde over hem zeggen. Dat pak stond hem echt goed. ‘Dankjewel.’ Ik glimlachte naar hem. ‘Jij ziet er ook geweldig uit.’ Hij grijnsde nog steeds. ‘Hé, ik zie er ook fantastisch uit hoor!’ zei Peeta sarcastisch. We schoten alle drie in de lach van de zenuwen. ‘Ja, Peeta. Jij ziet er ook mooi uit.’ Het scherm ging aan en we zagen Caesar Flickerman. Het publiek klapte en juichte had. Ik slikte. ‘Ik wil niet..’ Ik kon zien aan de blikken van Cato en Peeta dat zij ook niet wilden. Maar het moest en dat wisten we donders goed.

The Hunger Games: The Star-Crossed Lovers Part 2Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu