Toen ik wakker werd, voelde ik me uitgerust en uitgeput tegelijk. Lichamelijk uitgerust, maar geestelijk uitgeput. Gelukkig had ik niks gedroomd. Ik deed mijn ogen open en keek naar Cato, die nog lag te slapen. Het ene moment zag hij er vredig uit in zijn slaap. Zo vredig dat ik even alles vergat waar ik zo mee zat. Maar het andere moment vertrok zijn gezicht, alsof hij heel veel pijn leed. Wat ongetwijfeld ook zo was. En ik besefte dat hij net zo in tweestrijd stond als ik. Gelukkig en óngelukkig, dat tegelijk door onze lichamen heenstroomden. Gelukkig omdat we bij elkaar waren, maar toch ongelukkig door alle herinneringen uit de arena. Langzaam bewoog hij zijn hoofd en deed hij zijn ogen open. Toen hij mij zag, stonden zijn ogen intens gelukkig. ‘Hey,’ zei hij. ‘Hé.’ Ik glimlachte naar hem en ik kreeg er meteen eentje terug. Maar toen kwam het besef en werden zijn ogen iets doffer. Ik vroeg me af of we misschien een soort depressief begonnen te worden, of dat misschien al waren. ‘Heb ik je wakker gemaakt?’ vroeg ik. Hij schudde zijn hoofd. ‘Nee hoor.’ Hij glimlachte weer even.’Hhm.’ Ik geloofde hem niet helemaal, maar oké. We bleven nog een tijdje liggen, maar toen besloten we dat het tijd was voor ontbijt. Of eigenlijk hadden onze magen dat voor ons besloten.
Nadat we ons aangekleed hadden, liepen we naar beneden. Mijn moeder en Prim zaten al aan het ontbijt. ‘Goede.. hoi,’ zei mijn moeder. Uit automatisme had ze bijna ‘Goedemorgen’ gezegd, dat wist ik zeker. Maar iets in onze blikken weerhield haar daarvan. Cato en ik zeiden tegelijk gedag en gingen aan de ontbijttafel zitten. Na één broodje zat ik al bijna helemaal vol. Mijn maag moest nog steeds wennen aan al dat eten dat hij ineens binnenkreeg. Ineens stond Prim op. ‘Ik ga naar school.’ Ik voelde mijn gezicht wit wegtrekken. Naar school.. Tja, dat ging ook gewoon weer door natuurlijk. En ík zou niet meer met haar mee gaan, zoals ik altijd deed. Want ik hoefde nooit meer naar school. Toen ze me een kus op mijn wang gaf, hield ik de tranen binnen. ‘Succes op school,’ zei ik schor. Ze glimlachte even zwak naar me, pakte haar rugzakje en vertrok. Ik staarde lusteloos naar mijn broodje en schoof mijn bord weg. Toen mijn moeder me aanstaarde, zei ik: ‘Ik heb geen trek meer.’ Ik pakte mijn bord en legde het op het aanrecht. Cato stond alweer achter me en pakte mijn hand vast. ‘Wil je naar buiten?’ Ik keek hem aan. Had hij nu al door dat ik gevangen voelde in dit huis, of had hij het zelf ook? Ik knikte. ‘We kunnen naar het stadsplein.. er zijn nog een aantal dingen die we nog niet hebben.’ Mijn moeder liet ons gaan. ‘Ik ruim alles wel op,’ zei ze. Ik vroeg me af of ik haar kwetste met mijn verdrietige gedoe, maar ze liet niks merken.
Zodra we buiten waren, voelde ik me alweer een stuk beter. ‘Ik stik echt in dat huis,’ zei ik jammerend. Cato had mijn hand nog steeds vast. ‘Ik begrijp wat je bedoelt..’ Langzaam liepen we naar het stadsplein toe. Meteen keken mensen ons aan. Nee, ze kéken niet, ze stáárden. Toen ze doorkregen dat we het merkten, keken ze snel ergens anders heen. ‘Ik voel me net een aapje in de dierentuin..’ klaagde ik. Ik zuchtte even en keek naar de bakkerij van Peeta’s ouders. Zou hij..? Cato zag dat ik naar de bakkerij keek en trok me zachtjes mee. Toen we binnen waren, was Peeta inderdaad aan het werk. Hij was een taart aan het versieren. Ik glimlachte even. Hij hóefde niet meer te werken, maar waarschijnlijk was dit de enige manier voor hem om alles te verwerken. Hij was net klaar en hij keek op. ‘Oh, hey!’ Hij glimlachte, maar in zijn ogen zag ik dezelfde dofheid die Cato vanmorgen had. ‘Hé, Peeta.’ Ik glimlachte even. De deur van de winkel ging open en Gale kwam binnen.Gale.. Ik voelde me warm worden van binnen. ‘Gale!’ Ik glimlachte nu pas écht. ‘Hé, Mary.’ Zijn afstandelijkheid raakte me. Hij liep naar de toonbank toe en vroeg om een kaasbroodje. Peete gaf het hem en hij betaalde. ‘Nou, dag,’ zei hij, en hij liep naar de deur. ‘Gale?’ Ik probeerde mijn stem vast te laten klinken, maar hij sloeg over.
Meteen draaide Gale zich om. Ik wist dat hij het verdriet in mijn ogen zag. Maar dat zag ik ook in die van hem. Waarom deed hij zo afstandelijk, terwijl hij het eigenlijk niet wilde? ‘Wat?’ vroeg hij. Zijn stem klonk net als vroeger, toen hij zijn verdriet probeerde te verbergen. Maar tegelijk klonk hij ook afstandelijk. Ik zag dat hij een boze blik op Cato wierp en toen keek hij weer naar mij. Wat was zijn probleem? ‘Niks?’ zei hij, toen ík niks zei. ‘Oké, doei.’ Ik stond daar een beetje als verdoofd. Waarom deed hij zo gemeen tegen me? Voordat mijn ogen zich met tranen vulden, zei Cato: ‘Hé.’ Door de scherpe toon in zijn stem draaide Gale zich meteen weer om. ‘Ik sta niet toe dat je Mary zo verdrietig maakt.’ Gale keek geamuseerd. ‘Oh, heb ik dat gedaan?’ Hij wist zelf toch ook wel dat hij me kwetste? Waarom ging hij er dan mee door? Cato en Gale keken elkaar boos aan. Ik legde mijn hand op Cato’s arm. ‘Laat maar..’ zei ik schor. Gale haalde zijn schouders op en liep de winkel uit. ‘Nee, niks laat maar..’ Cato ging hem achterna, gevolgd door mij.
‘Hé, waarom doe je zo vervelend tegen haar?’ Gale draaide zich om, met een verveelde blik in zijn ogen. Zijn ogen schoten naar mij. ‘Zeg even tegen je vriendje dat hij zich niet met me moet bemoeien, wil je?’ De toon waarop hij “vriendje” uitsprak, vertelde me al dat hij het niet serieus nam tussen ons. Mijn beste vriend. Het deed me pijn. Maar op de een of andere manier deed ik automatisch wat Gale zei, omdat hij altijd wist wat het beste was geweest. ‘Cato, wil je..’ Ik stopte met praten. Waarom zei ik bijna tegen Cato dat hij zich hier niet mee moest bemoeien? Hij wilde het beste voor me en hij zag dat Gale me pijn deed. De blik in Gales ogen stond spottend. En ik besefte me dat wat hij gezegd had sarcastisch was. En dat hij nooit gedacht had dat ik het ook echt zou zeggen. En dat zijn blik weer geamuseerd stond. Vond hij het leuk om me zo te zien? Ik was verward. ‘Ze heeft het hele land verteld dat jíj haar beste vriend bent, en dat ze je miste. En dat ze het niet aankom om dood te gaan, zonder jou nog eens gezien te hebben.’ Iedereen wist dat hij op de arena doelde. Waarom ik iedereen zei? Omdat we onderhand al heel wat publiek hadden..
‘Wauw, Gale. Ik had nooit gedacht dat je haar zou laten vallen. Niet na wat ze allemaal over je gezegd heeft. Waarom doe je haar pijn?’ Gale keek mij even aan, want hij weigerde Cato aan te kijken. En hij negeerde ook wat hij zei. ‘Waarom heb je je laten hersenspoelen door hem?’ ‘H-Hersenspoelen?’ Mijn stem klonk onvast. Cato pakte mijn hand vast. Hij was waarschijnlijk bang dat ik in zou storten. ‘Je gelooft al die onzin toch niet echt? Over dat hij goed zou zijn?!’ Gale begon te lachen. ‘Moet jij eens goed luisteren..’ begon Cato, maar verder kwam hij niet omdat ik zei: ‘Kappen nou!’ Ik wilde geen ruzie met Cato, maar ook niet met Gale. ‘Gale, zeg.. zeg gewoon wat ik fout gedaan heb.. zodat ik er iets aan kan veranderen. Ik.. ik wil niet dat je boos op me bent.. Ik kan niet zonder je..’ Hij scheen die laatste zin wel leuk te vinden, want hij begon te grijnzen. Daarna keek hij weer serieus. Hij kwam dichterbij en keek me aan. ‘Mary, jíj hebt niks fout gedaan..’ Ik keek hem niet-begrijpend aan. ‘Waarom..’ Verder kwam ik niet, want Gale liep weer achteruit. ‘Als je met me wilt praten, dan weet je me te vinden.’ Hij liep weg en luisterde naar niemand meer.
JE LEEST
The Hunger Games: The Star-Crossed Lovers Part 2
Fanfiction-Dutch- De winnaars van de 74ste Hongerspelen zijn bekend. Maar waarom zijn er meer winnaars en niet één? Wat gebeurd er verder? Hoe gaat het verder met het leven van Mary en Cato? Zou alles nog worden zoals het was?