Hoofdstuk 14

341 15 0
                                    

Caéliane

De lucht was in het oosten al donkerblauw gekleurd, maar in het westen sierden oranje en roze tinten de hemel. De zon was getransformeerd in een gloeiende oranje bol en zakte richting de horizon, helderoranje flarden door het roze heen vlechtend. Het donkerblauwe kwam langzaam dichterbij. Soms was de nacht een welkome tijd, water na een lange tocht door een woestijn, maar de nacht bracht ook nieuwe dingen met zich mee. Duistere geheimen, kwade machten. En soms, heel soms was de nacht gewoon nacht. Donker. Niet meer niet minder. Uitgestorven donker. Dieren zochten hun holen op, gordijnen werden gesloten en kaarsen gedoofd. Ogen gingen dicht en slaap overviel dorpen en steden. 
Soms was slaap te vergelijken met de dood. Je sloot je ogen en zonk weg in een eindeloze poel van duisternis. Verbeeldingen nemen je geest over, bezorgen je een mooie droom, afschuwelijke nachtmerrie of een afschuwelijke droom of mooie nachtmerrie. Soms moest je je angsten onder ogen zien, in plaats van ze opsluiten. Soms moest je het ijzeren gordijn rond je emoties openen en je ware aard blootstellen aan je omgeving. Maar je moest opletten, er zaten er altijd tussen die er misbruik van maakten.
Op het moment had Caéliane geen mooie droom of afschuwelijke nachtmerrie, geen afschuwelijke droom en ook geen mooie nachtmerrie. Ze sliep gewoon. Zwart, donker, slaap. 
De dag was overgegaan in nacht en de nacht ging over in dag. De zon kwam weer op in het oosten. Elke dag hetzelfde, maar tegelijkertijd ook elke dag zo anders. Een grope vogels vloog over, tekende zich zwart af tegen de lichtblauwe ochtendhemel en liet Caéliane ontwaken uit haar slaap. Haar ogen hield ze gesloten, een zwakke poging om weer te slapen. Kou drong door haar jurk heen. Dat liet haar helemaal wakker worden. Kou? Ze opende haar ogen en keek recht tegen de gesloten oogleden van de jongen aan. Zijn koude adem streek over haar blote hals. Ze schoot met een gil achteruit, schrik was van haar gezicht af te lezen. Haar gil maakte ook hem wakker. Pets. Haar vlakke hand op zijn wang, twee keer. Het leek wel alsof ze er geen controle over had. 
'Wat dóe je?' Met samengeknepen ogen en een ietwat boze blik in haar ijsblauwe ogen keek ze hem aan. Ergens had ze de kilte van zijn huid helemaal niet erg gevonden, dan had zij het in ieder geval niet zo snikheet. Maar dit verzweeg ze, stopte ze weg en vergrendelde ze.

Cennick

Een rilling schoot van zijn hoofd naar zijn tenen door de plotselinge klap die zijn gezicht raakte. Een hete hand nog wel. Direct stoof hij een meter naar achteren op zijn handen, tot zijn hand begon te branden en hij erdoor heen zakte. ‘Auw!’ schreeuwde hij. ‘Waar was dat nou weer voor nodig?’ Ditmaal wist hij zeker dat hij écht niets verkeerds had gedaan. Hij was immers niet degene geweest die tegen haar aangerold was, maar andersom. Cennick kromp ineen toen een helse pijn door zijn hand schoot. Een stroompje bloed ging door het geïmproviseerde verband heen. De verraste, maar plotseling kwade blik die in zijn ogen lag, kon ze niet zien, omdat hij zich had omgedraaid naar Mica, die heerlijk stond te grazen van het weinige gras achter hen. ‘Rotpaard,’ sprak hij voor de tweede keer in twee dagen. Mica reageerde er al niet meer op. 
Een traan welde op in zijn ogen, zo’n pijn deed het. Hij zou hem de komende dagen echt niet kunnen bewegen, want dan zou hij constant open springen en nooit de tijd krijgen te genezen. Hij had er nu al geen zin meer in, in dit alles. Als hij constant een klap zou krijgen, kon ze van zijn part ophoepelen. Het liefst sowieso wel, maar hij kon er niet tegen wanneer hij het niet terug kon doen wanneer mensen hem pijn probeerden te doen. Voorzichtig, maar op een hand steunend, stond hij op, het meisje goed in de gaten houdend. Eigenlijk had ze als een soort verwarming gewerkt, maar nu kreeg hij het alweer wat kouder, doordat de dag nog maar net begonnen was en de zon pas net begonnen was op te komen aan de horizon. De vroege vogels floten vrolijk, terwijl een overvliegende kraai het mooie zangspel verstoorde. 
Langzaam, zonder zichzelf pijn te doen kwam hij overeind. Mica kwam naar hem toegedraaid en toen hij zijn nek tegen hem aan wilde leggen, zogenaamd om het goed te maken, duwde hij hem half weg en begon te graaien in zijn zijvakken. Hij haalde er een half brood uit en een appel, die niet al te lang meer goed zou zijn. Voorzichtig ging hij weer op zijn eigen plekje op de grond zitten. Cennick probeerde dit alles maar even te vergeten, dat zou beter voor zijn ego én zijn gezondheid zijn.

As cold as ice as warm as the sun (voltooid)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu