Hoofdstuk 48

214 14 2
                                    

Caéliane

Ze haalde lichtjes haar schouders op.
'Hij zou me een kamer wijzen, zíjn kamer waarschijnlijk. Hij denkt dat hij zomaar bezit van me kan nemen, de e/ikel.'
Cennick grimaste. 'Waar kennen ze je van?'
'Hij, die man, was een legeraanvoerder, de beste om precies te zijn. Tot hij onterecht een moörd pleegde. Hij is verbannen uit Lavaién – de hoofdstad – en alle andere steden. Het is inmiddels al zo'n tien jaar geleden. Gianny is zijn zoon, ooit een goede vriend van me. Zelfs op negenjarige leeftijd had hij al een reusachtige afkeer tegen het Winterrijk. Hij heeft mijn ijsbeerknuffel er zelfs om verbrand!' Haar stem zat opnieuw weer vol haat, zelfs na al die jaren nog. Cennick keek even opzij naar haar, één wenkbrauw iets opgetrokken.
'Ik was toen nog maar zeven, oké.' Ze richtte haar blik weer op de twee bediendes een kleine vier meter verderop. Ze spraken op fluistertoon met elkaar. Heel af en toe, wanneer een van de twee grote ogen opzette van verbazing en het fluisteren even liet varen, ving Caéliane een paar zinnen op.
'...Gehoord dat... bevrijd... geen doodstraf.'
'...Dagen geleden, trekken door het bos.'
'Zouden ze al...?'
Caéliane richtte haar aandacht terug op Cennick. De rest van het gesprek hoefde ze niet te horen. 
'Het lijkt me het best dat je de komende dagen bij Gianny uit de buurt blijft.'
'Dat had ik ook al bedacht,' grimaste ze. Ze wilde nog wat zeggen, maar de bedienden waren stil blijven staan bij één van de vele deuren in één van de gangen. Caéliane besloot dat ze later wel met Cennick over een plan van aanpak zou praten. De bediendes hoefden ook niet alles te weten. Gianny zou er alles aan doen om eventuele plannen en meningen te weten te komen. 
Hij zou er alles aan doen om Cennick om te brengen.
De dienstmeisjes trokken enkele kastjes open en stalden een scala aan potjes, schaaltjes en kruiden uit op een houten tafel, waarna één van de twee vertrok om heet water te halen, de andere daarbij gespannen achterlatend. Caéliane vond het grappig te zien hoe ze Cennick nauwelijks hoorbaar opdroeg in een stoel te gaan zitten. Caéliane kwam naast hem zitten.
'Ik maak de thee wel,' zei ze terwijl ze de benodigde kruiden en middeltjes naar haar toe schoof. Het dienstmeisje was hier duidelijk niet blij mee – nu zou ze moeten communiceren met Cennick om hem uit te leggen hoe het verven van zijn haren werkte en hoe hij zijn hoofd moest houden. Een enigszins valse glimlach speelde rond Caélianes lippen. Cennick zat wat verloren in de stoel, duidelijk niet blij met het feit dat hij een ware transformatie zou moeten ondergaan. Ze grijnsde.
'Maak je geen zorgen. Het houdt hooguit twee weken aan... Als alles goed gaat.' Luchtig haalde ze haar schouders op. 'Misschien bevalt het je wel hartstikke goed.'

Cennick

Cennick vond dat Caéliane het allemaal wat te leuk vond. De hele situatie vond hij maar niets, de gebeurtenissen en de vermoeidheid van de afgelopen dagen begonnen meer en meer parten te spelen. Daarbij hielp niet, dat hij de komende weken als een clown door het leven moet gaan. Waarschijnlijk zou er wat mis gaan, zou het mislukken en zou hij er helemaal vreemd uitzien: niet afkomstig uit een van de twee rijken. Misschien zou Caéliane wel bij hem weggaan, gewoon omdat hij er walgelijk uit zag.
Hoewel hij er als een wandelend lijk uitzag in vergelijking tot de Zomerrijkers, hij was liever een lijk dan een mislukte Zomerrijker. 
'Niet van uitgaan,' mompelde hij tegen Caéliane, die met een redelijk gemene grijns rond haar lippen de thee stond klaar te maken. Caéliane en drankjes die op thee leken waren gevaarlijk. Eigenlijk was alles waarbij zomermagie aan te pas kwam gevaarlijk, het kon dingen met hem doen die hij anders nooit had gedaan. 
'Ik zal zo eerst uw haar verven, meneer. Dan kan het drankje in alle rust afgemaakt worden.' Ze klonk niet zeker van haar zaak, keek Cennick bijna schuw en iets wat onderdanig aan, al wist de jongen dat dit gespeeld kon zijn. 
'Noem me maar Cennick, hoor,' zei hij, om haar wat op haar gerust te stellen. Het meisje perste haar lippen samen in een poging tot een glimlach en Cennick deed hetzelfde. Het was niet zo dat hij zo graag vrienden wilde maken in de tijd dat hij bij Adiran in huis wilde wonen, maar een beetje contact met de mensen zou nooit mis zijn.
Niet dat de mensen die hij toch noch toe was tegengekomen zo aardig waren, maar dat terzijde.
'Dat zal ik onthouden.' Ze liet de naam fluisterend over haar lippen rollen, alsof ze wilde proeven hoe de naam zou klinken. Cennick grijnsde een klein beetje, al betrok zijn gezicht toen het meisje een kom vol vreemd uitziend spul in haar handen nam en een kleine haarkwast tussen haar middel en wijsvinger nam. Zodra het bleek te jeuken, zou hij weg zijn. Het dienstmeisje schoof een van de tafels van de muur af en richtte haar gezicht op het mengen van de merk. Dat gaf Cennick de kans om haar wat beter te bestuderen. Ze had lange, blonde haren en donkerbruine ogen. Haar wat gebruinde huid was prachtig egaal en haar lange vingers leken sierlijker dan hoorde bij een normale vrouw. Cennick kon niet ontkennen dat ze mooi was, ondanks dat er zat vrouwen in het Winterrijk waren die qua uiterlijk nog mooier waren dan deze vrouw, maar het waren de warme blik in haar ogen dat haar tot een mooie verschijning maakte. Hij zag dat Caéliane naar hem aan het kijken was, maar negeerde het. 
'Ga goed rechtop zitten en dan zal ik niet proberen te knoeien.'
'Dat is je geraden,' zei Caéliane, die wist van het klerenprobleem waar ze op het moment mee te kampen hadden. Cennick rekende er echter op dat Adiran wel voor nieuwe kleding zou zorgen.
'Het maakt niet uit wanneer het gebeurd, deze vodden zijn toch hoognodig aan vervanging toe.' Hij probeerde te lachen, maar de misselijkheid die opkwam, zorgde ervoor dat het mislukte. 
Voorzichtig als het ging, begon ze het spul in zijn haar te smeren. Hij merkte wel, dat er kippenvel op haar armen verscheen op het moment dat ze hem per ongeluk aanraakte, maar daar was hij onderhand aan gewend geraakt. Gelukkig was het boven in de vertrekken niet al te warm, blijkbaar bestonden er mechanismen waardoor de warmte kon verdwijnen met koele lucht. Dat de Zomerrijkers goed tegen warmte konden, wilde nog niet zeggen dat ze er altijd naar verlangden. Na een aantal minuten begon het meisje weer te spreken. Cennick had stil gezeten, starend voor zich uit, naar Caéliane die ook geen woord meer had gesproken, alsof hij haar wat had misdaan. 
'Hoe gaat het eigenlijk met je?' Het ontglipte hem, hij had er niet eens over na gedacht. Heel even bleef de hand van het meisje stilhangen. 
'Prima,' zei ze. Cennick knikte.
'Klaar,' zei ze en ze toonde hem een brede glimlach.
'Fijn,' mompelde hij. Er was nu helemaal geen weg meer terug.
'Ik ben even weg, er moet nieuw water gehaald worden om het spul eruit te wassen.' De jongen knikte, het meisje keek nog een keer om en verdween daarna achter de deur. Toen pas besefte Cennick dat hij vergeten was naar haar naam te vragen.

As cold as ice as warm as the sun (voltooid)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu